Part 6

 

[4:148]

God houdt niet van het uiten van beledigende taal in het openbaar, behalve door iemand, die onrecht wordt aangedaan; en God is Alhorend, Alwetend.

[4:149]

Of gij een goede daad openlijk verricht of deze verbergt, of een kwaad vergeeft, God is voorzeker de Inschikkelijke, de Almachtige.

[4:150]

Waarlijk, degenen die God en Zijn boodschappers verwerpen en onderscheid wensen te maken tussen God en Zijn boodschappers, zeggende: "Wij geloven in sommige en niet in andere," zij willen een tussenweg volgen.

[4:151]

Dezen zijn inderdaad de ongelovigen en Wij hebben voor de ongelovigen een vernederende straf bereid.

[4:152]

En degenen, die in God en al Zijn boodschappers geloven en geen onderscheid tussen wie dan ook, maken, dezen zijn het, wie Hij spoedig hun beloning zal geven; God is Vergevensgezind, Genadevol.

[4:153]

De mensen van het Boek vragen u een Boek uit de hemel op hen te doen neerdalen. Zij vroegen Mozes meer dan dit, zij zeiden: "Toon ons God openlijk." Toen trof hen de bliksem wegens hun overtreding. Daarna, hoewel duidelijke tekenen tot hen gekomen waren, namen zij toch het (gouden) kalf (ter aanbidding) aan, doch Wij vergaven hun dat. En Wij bekleedden Mozes met duidelijk gezag.

[4:154]

Wij verhieven de berg hoog boven hen tijdens het verbond met hen en Wij zeiden: "Gaat de poort ootmoedig binnen" en: "Overtreedt niet inzake de Sabbath". En Wij sloten met hen een vast verbond.

[4:155]

Om hun schending van hun verbond en de verwerping van God’s tekenen en het ten onrechte doden van de profeten en omdat ze zeggen: "Onze harten zijn gesluierd" - neen, God heeft deze wegens hun ongeloof verzegeld, derhalve geloven zij slechts weinig;

[4:156]

Om hun ongeloof en het uiten van een kwaadaardige laster tegen Maria;

[4:157]

En om hun zeggen: "Wij hebben de Messias, Jezus, zoon van Maria, de boodschapper van God gedood", - maar zij doodden hem niet, noch kruisigden zij hem (ten dode), - doch het werd hun verward, en zij, die hierover van mening verschilden zijn zeker in twijfel, zij hebben er geen kennis van doch volgen slechts een vermoeden en zij doodden hem gewis niet,

[4:158]

Integendeel, God verhief hem tot Zich en God is Almachtig, Alwijs.

[4:159]

Er is niemand onder de mensen van het Boek die er niet in zal geloven vóór zijn dood. En op de Dag der Opstanding zal hij (Jezus) getuige tegen hen zijn, -

[4:160]

En wegens de onrechtvaardigheid van de Joden en hun weerhouden van God’s weg, verboden Wij hen de reine dingen die ben (voordien) waren toegestaan.

[4:161]

En om het nemen van rente, ofschoon het hun was verboden en het onrechtvaardig opslokken van ’s mensen rijkdommen, hebben Wij voor degenen onder hen die niet geloven een pijnlijke straf bereid.

[4:162]

Maar degenen hunner, die een grondige kennis bezitten en de gelovigen, geloven in hetgeen u is geopenbaard en hetgeen vóór u werd neergezonden; en degenen, die het gebed houden en degenen, die de Zakaat betalen en degenen, die in God en de laatste Dag geloven, dezen zullen Wij zeker een grote beloning geven.

[4:163]

Waarlijk, Wij hebben u de openbaring gezonden, zoals Wij Noach en de profeten na hem openbaring zonden en Wij gaven een openbaring aan Abraham en Ismaël en Izaäk en Jacob en de stammen; en aan Jezus, Job, Jonas, Aäron en Salomo en Wij gaven David een psalmen.

[4:164]

Wij zonden boodschappers, welke Wij reeds hebben genoemd en boodschappers welke Wij u niet hebben genoemd en God sprak openlijk tot Mozes.

[4:165]

Boodschappers, brengende blijde tijding en waarschuwende, dat de mensen geen tegenwerping tegen God zullen maken nadat de boodschappers (waren gekomen). En God is Almachtig, Alwijs.

[4:166]

Maar God getuigt dat, hetgeen Hij u heeft neergezonden, Hij dit heeft neergezonden met Zijn kennis en de engelen getuigen eveneens en God is als getuige toereikend.

[4:167]

Zij, die verwerpen en (anderen) van God’s weg afhouden, zijn zeker ver afgedwaald.

[4:168]

Waarlijk degenen, die niet geloven en die onrechtvaardig handelen, God zal hen niet vergeven, noch zal Hij hun een andere weg wijzen,

[4:169]

Dan de weg der hel, waarin zij voor een lange tijd zullen vertoeven. Dat is voor God gemakkelijk.

[4:170]

O mensdom, de boodschapper is inderdaad met waarheid van uw Heer gekomen, gelooft daarom; het zal beter voor u zijn. Maar als gij niet gelooft, voorwaar, aan God behoort wat in de hemelen en op aarde is en God is Alwetend, Alwijs.

[4:171]

O, mensen van het Boek, overdrijft in uw godsdienst niet en zegt van God niets dan de waarheid. Voorwaar, de Messias, Jezus, zoon van Maria was slechts een boodschapper van God en Zijn woord tot Maria gegeven als barmhartigheid van Hem. Gelooft dus in God en Zijn boodschappers en zegt niet: "Drie (in één)." Houdt op, dat is beter voor u. Voorwaar, God is de enige God. Het is verre van Zijn heiligheid, dat Hij een zoon zou hebben. Aan Hem behoort wat in de hemelen en op aarde is en God is als Bewaarder afdoende.

[4:172]

Voorzeker, de Messias zal het nooit versmaden, een dienaar van God te zijn, noch zullen de nabijzijnde engelen dit doen en wie het versmaadt Hem te aanbidden, en hoogmoedig is, Hij zal hen toch allen tot Zich roepen.

[4:173]

Maar degenen die geloven en goede werken verrichten, zal Hij hun beloning ten volle geven en meer dan dat uit Zijn overvloed, maar degenen die versmaadden en hoogmoedig waren, zal Hij met een pijnlijke straf straffen; zij zullen buiten God vriend, noch helper voor zich vinden.

[4:174]

O, gij mensen, een duidelijk bewijs is inderdaad van uw Heer tot u gekomen en Wij hebben een helder licht tot u neergezonden.

[4:175]

Daarom, zij die in God geloven en aan Hem vasthouden zal Hij zeker tot Zijn barmhartigheid en genade toelaten en hen op het rechte pad tot Zich voeren.

[4:176]

Zij vragen om een uitspraak. Zeg: "God geeft Zijn uitspraak betreffende "Kalalah": Indien een man sterft en geen kind achterlaat en hij heeft een zuster, dan moet zij de helft van hetgeen hij nalaat ontvangen en hij zal van haar erven (alles) indien zij geen kind heeft. Maar als er twee zusters zijn, dan moeten zij twee derde van hetgeen hij nalaat ontvangen. En als er meer zijn - zowel mannen als vrouwen - dan zal de man evenveel als het aandeel van twee vrouwen ontvangen. God legt u dit uit, opdat gij niet zult afdwalen; God heeft kennis van alle dingen.

 

De tafel

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[5:1]

O, gij die gelooft, komt uw verdragen na. Viervoetige dieren buiten die welke u zijn aangegeven, zijn u geoorloofd; het wild is niet geoorloofd te achten terwijl gij ter bedevaart zijt. Voorwaar, God gebiedt wat Hij wil.

[5:2]

O, gij die gelooft, ontheiligt de tekenen van God niet, noch de heilige maand, noch de offerdieren, noch dieren met offertekens, noch degenen, die zich naar het heilige Huis begeven om genade van hun Heer en Zijn welbehagen te zoeken. Maar wanneer gij u van uw pelgrimskleed ontdoet, mag je jagen. En laat de vijandschap van een volk, omdat zij u de toegang tot de heilige Moskee verhinderen, u niet tot geweld aansporen. En helpt elkander in deugdzaamheid en vroomheid maar helpt elkander niet in zonde en overtreding. En vreest God. Waarlijk, God is streng in het straffen.

[5:3]

Verboden is u het gestorvene, het bloed en het varkensvlees en al waarover een andere naam dan die van God is aangeroepen; hetgeen is geworgd en is doodgeslagen en hetgeen is doodgevallen of hetgeen door de horens van dieren is gedood en hetgeen door een wild beest is aangevreten, behalve wat gij hebt geslacht. Verder hetgeen voor afgoden is geslacht en wat gij loot door pijlen, dit is een overtreding. Heden zullen de ongelovigen aan uw godsdienst wanhopen. Vreest dus niet hen, maar Mij. Nu heb Ik uw godsdienst voor u vervolmaakt, Mijn gunst aan u voltooid en de Islam voor u als godsdienst gekozen. Maar wie door honger wordt gedwongen zonder dat hij tot de zonde is geneigd, voorzeker, God is Vergevensgezind, Genadevol.

[5:4]

Zij vragen u, wat hun geoorloofd is. Zeg: Alle goede dingen zijn u geoorloofd en hetgeen gij dieren en roofvogels hebt geleerd terwille van de jacht, zoals God u heeft onderwezen. Eet dus van hetgeen zij voor u vangen en spreekt er God’s Naam over uit. En vreest God. Voorzeker, God is vlug in het verrekenen.

[5:5]

Alle goede dingen zijn u deze dag geoorloofd. Het voedsel der mensen van het Boek is u geoorloofd en uw voedsel is hun toegestaan. En geoorloofd zijn voor u kuise, gelovige vrouwen en kuise vrouwen uit het midden dergenen, wie het Boek was gegeven vóór u, wanneer gij haar haar huwelijksgift geeft, een geldig huwelijk aangaande en geen ontucht plegende, noch heimelijk minnaressen nemende. En wie het geloof verwerpt, diens werk is waarlijk tevergeefs en hij zal in het Hiernamaals onder de verliezers zijn.

[5:6]

O, gij die gelooft, wanneer gij u opricht tot het gebed, wast uw gezicht en uw handen tot aan de ellebogen en wrijft uw (natte) handen over uw hoofden en (wast) uw voeten tot aan de enkels. En als gij onrein zijt, reinigt u. En als gij ziek of op reis zijt en een uwer komt van de afzondering, of gij hebt vrouwen aangeraakt en gij vindt geen water, zoekt dan uw toevlucht tot zuivere aarde en veegt daarmee uw gezicht en handen af. God wenst u niet in moeilijkheden te brengen, maar Hij wenst u te reinigen en Zijn gunst aan u te vervolmaken, opdat gij dankbaar zult zijn.

[5:7]

En gedenkt God’s gunst aan u en het verbond dat Hij met u sloot, toen gij zeidet: "Wij horen en wij gehoorzamen." En vreest God. Voorzeker, God weet goed, wat in uw innerlijk is.

[5:8]

O, gij die gelooft, weest oprecht voor God en getuigt met rechtvaardigheid. En laat de vijandschap van een volk u niet aansporen, om onrechtvaardig te handelen. Weest rechtvaardig, dat is dichter bij de vroomheid en vreest God, voorzeker, God is op de hoogte van hetgeen gij doet.

[5:9]

God heeft degenen, die geloven en goede daden verrichten beloofd, dat zij vergiffenis en een grote beloning zullen verkrijgen.

[5:10]

En degenen, die niet geloven en Onze tekenen verwerpen, zullen de bewoners der hel zijn.

[5:11]

O, gij die gelooft, gedenkt God’s gunst aan u toen een volk zijn handen tegen u wilde uitsteken, maar Hij weerhield hun handen en vreest God. Op God moeten de gelovigen zich verlaten.

[5:12]

Waarlijk God sloot een verbond met de kinderen Israëls en Wij verwekten twaalf leiders uit hun midden. En God zeide: "Voorzeker, Ik ben met u. Indien gij het gebed houdt en de Zakaat betaalt en in Mijn boodschappers gelooft en hen bijstaat en aan God’s (dienst) een goede lening verstrekt, zal Ik uw zonden van u verwijderen en u in tuinen toelaten, waar doorheen rivieren stromen. Maar wie onder u daarna dit verwerpt, is inderdaad van het rechte pad afgedwaald."

[5:13]

En wegens hun breken van het verbond hebben Wij hen vervloekt en hun hart verhard. Zij rukken de woorden uit hun verband en hebben een deel van hetgeen hun was vermaand, vergeten. En gij zult hen altijd oneerlijk bevinden op enkelen na, derhalve vergeef hen en wend u van hen af. Voorzeker, God heeft degenen, die goeddoen, lief.

[5:14]

En met degenen die zeggen: "Wij zijn Christenen, sloten Wij (eveneens) een verbond, maar zij vergaten een deel van hetgeen hen was voorgehouden. Daarom deden Wij vijandschap en haat onder hen ontstaan, tot de Dag der Opstanding. God zal hen weldra laten weten, wat zij deden.

[5:15]

O, mensen van het Boek, Onze boodschapper is tot u gekomen, die veel van hetgeen voor u verborgen bleef van het Boek heeft ontsluierd en veel overgeslagen. Er is van God inderdaad een licht en een duidelijk Boek tot u gekomen.

[5:16]

En God leidt daarmee degenen die Zijn welbehagen zoeken op de paden van vrede en leidt hen uit de duisternis tot het licht door Zijn gebod en leidt hen naar het rechte pad.

[5:17]

Voorzeker, zij lasteren God die zeggen: "De Messias, zoon van Maria, is zeker God." Zeg: "Wie heeft dan macht tegen God, als Hij de Messias, zoon van Maria en zijn moeder en allen die op aarde zijn, teniet wil doen?" Aan God behoort het koninkrijk der hemelen en der aarde en al wat daartussen is. Hij schept wat Hij wil en God heeft macht over alle dingen.

[5:18]

De Joden en de Christenen zeggen: "Wij zijn God’s kinderen en Zijn geliefden." Zeg: "Waarom straft Hij u dan voor uw zonden? Neen, U bent mensen onder degenen die Hij schiep. Hij vergeeft, wie Hij wil en Hij straft, wie Hij wil. En aan God behoort het koninkrijk der hemelen en der aarde en wat daartussen is en tot Hem is de terugkeer.

[5:19]

O, gij mensen van het Boek, Onze boodschapper is tot u gekomen na een onderbreking in de reeks van boodschappers, die u klaarheid brengt, opdat gij niet zult zeggen: "Er is geen brenger van een blijde tijding en geen waarschuwer tot ons gekomen." Waarlijk er is een brenger van een blijde boodschap en een waarschuwer tot u gekomen. God heeft macht over alle dingen.

[5:20]

En toen Mozes tot zijn volk zeide: "O, mijn volk, herinner u God’s gunst aan u, toen Hij profeten onder u aanstelde en u koningen aanwees en Hij u gaf, wat Hij aan niemand onder de volkeren heeft gegeven."

[5:21]

O, mijn volk, gaat het heilige land binnen dat God voor u heeft bestemd en keert het niet de rug toe, anders zult gij verliezers worden.

[5:22]

Zij zeiden: "O, Mozes, daarin is een trots en machtig volk en wij zullen er niet binnengaan voordat zij er uit weggaan. En indien zij er uit weggaan, zullen wij het binnentrekken."

[5:23]

Daarop zeiden twee mannen van degenen die hun Heer vreesden en wie God Zijn gunst had bewezen: "Gaat de poort (van de stad) binnen, hen tegemoet - wanneer gij er eenmaal binnen zijt, dan zul je zeker overwinnaar worden. En stelt uw vertrouwen in God, als gij gelovigen zijt."

[5:24]

Zij zeiden: "O, Mozes, wij zullen er stellig niet binnengaan zolang zij er in zijn. Gaat gij en uw Heer en strijdt - wij blijven hier zitten."

[5:25]

Hij zeide: "Mijn Heer, ik heb macht over niemand dan over mijzelf en mijn broeder, maak daarom een onderscheid tussen ons en het opstandige volk."

[5:26]

God zeide: "Voorzeker, dat (land) is voor hen voor veertig jaren verboden; dwalende zullen zij door het land trekken. Bekommer u daarom niet over het ongehoorzame volk."

[5:27]

En vertel naar waarheid het verhaal van de twee zonen van Adam, toen zij een offer brachten en het van één hunner werd aangenomen en van de ander niet. De laatstgenoemde zeide: "Ik zal u zeker doden." - De eerste zeide: "God neemt alleen iets van de rechtvaardigen aan." -

[5:28]

Als gij uw hand naar mij uitstrekt om mij te doden, zal ik mijn hand niet naar u uitstrekken, om u te doden. Ik vrees God, de Heer der Werelden.

[5:29]

Ik wens, dat gij zowel met de zonde tegen mij, als met uw zonde terugkeert, zodat gij tot de bewoners van het Vuur zult behoren, dat is de beloning der misdadigers."

[5:30]

Maar zijn kwade neiging dreef hem er toe zijn broeder te doden, dus doodde hij hem en werd een der verliezers.

[5:31]

Toen zond God een raaf, die in de grond krabde, om hem te beduiden, hoe het lijk van zijn broeder te verbergen. Hij zeide: "Ware ik maar de raaf gelijk, zodat ik het lijk van mijn broeder kon verbergen." En toen kreeg hij berouw.

[5:32]

Deswegen schreven Wij de kinderen Israëls voor, dat wie ook een mens doodt, behalve wegens het doden van anderen of het scheppen van wanorde in het land, het ware alsof hij het gehele mensdom had gedood, en voor hem, die iemand het leven schenkt, alsof hij aan het gehele mensdom het leven heeft geschonken. En voorzeker Onze boodschappers kwamen met duidelijke tekenen tot hen en toch - werden daarna -velen hunner op aarde tot overtreders.

[5:33]

De vergelding dergenen die oorlog tegen God en Zijn boodschappers voeren en er naar streven wanorde in het land te scheppen, is slechts dat zij gedood of gekruisigd worden, of dat hun handen en hun voeten de ene rechts en de andere links, worden afgesneden, of dat zij het land worden uitgezet. Dat zal voor hen een schande in deze wereld zijn en in het Hiernamaals zullen zij een grote straf ontvangen.

[5:34]

Dit, met uitzondering van hen die berouw tonen, voordat gij hen in uw macht hebt. Weet derhalve, dat God Vergevensgezind, Genadevol is.

[5:35]

O gij die gelooft, vreest God en zoekt de weg tot toenadering tot Hem en strijdt voor Zijn zaak, opdat gij moogt slagen.

[5:36]

Voorzeker, al hadden de ongelovigen al hetgeen op aarde is en nog eens zoveel, om zich daarmee van de straf op de Dag der Opstanding vrij te kopen, dan zou het van hen toch niet worden aanvaard; er wacht hen een pijnlijke straf.

[5:37]

Zij zullen uit het vuur willen komen, maar zij zullen er niet kunnen uitgaan en dit zal voor hen een blijvende straf zijn.

[5:38]

En snijdt de dief en de dievegge de hand af, als straf voor wat zij misdeden, een voorbeeldige straf van God. God is Almachtig, Alwijs.

[5:39]

Maar degene, die na zijn overtreding berouw heeft en zich betert - God zal Zich gewis in barmhartigheid tot hem wenden; voorwaar, God is Vergevensgezind, Genadevol.

[5:40]

Weet gij niet, dat het koninkrijk der hemelen en der aarde aan God toebehoort? Hij straft, wie Hij wil en Hij vergeeft, wie Hij wil en God heeft macht over alle dingen.

[5:41]

O gij boodschapper, laat degenen, die gemakkelijk in het ongeloof vervallen u niet verdrieten, n.l. zij die met hun mond zeggen: "Wij geloven," maar in hun hart hebben zij niet geloofd. En onder de Joden zijn er die naar een leugen zouden willen luisteren, dezen luisteren terwille van een ander volk dat niet tot u is gekomen. Zij verdraaien woorden, nadat zij op hun juiste plaatsen waren gezet en zeggen: "Als u dit wordt gegeven, neemt het dan aan, maar als het u niet wordt gegeven, past dan op." En wie God wenst te beproeven, gij zult hem tegen God stellig niets baten. Dit zijn degenen, wier hart het God niet heeft behaagd te louteren; er zal voor hen schande in deze wereld en een grote straf in het Hiernamaals zijn.

[5:42]

Zij zijn luisteraars naar leugens en verbruikers van verboden dingen. Indien zij tot u om recht komen, spreek recht tussen hen of wend u van hen af. En indien gij u van hen afwendt kunnen zij u in het geheel niet schaden. En indien gij rechtspreekt, richt tussen hen met rechtvaardigheid. Voorzeker, God heeft de rechtvaardigen lief.

[5:43]

Hoe zullen zij u tot rechter maken wanneer zij de Torah bij zich hebben waarin God’s oordeel is? Toch wenden zij zich af. En zij zijn geen gelovigen.

[5:44]

Waarlijk, Wij zonden de Torah neer, waarin leiding en licht was, waarmee de profeten die gehoorzaam waren recht spraken voor de Joden en de Rabbijnen en de wetgeleerden, omdat hun de bewaking van God’s Boek was opgelegd en zij waren daarvan getuigen. Vreest daarom de mensen niet, doch vreest Mij en ruilt Mijn tekenen niet in tegen het wereldse. En wie niet rechtspreken volgens hetgeen God heeft neergezonden, zij zijn ongelovigen.

[5:45]

En Wij schreven hen daarin voor: Een leven voor een leven, oog om oog, neus om neus, oor om oor, tand om tand en (rechtvaardige) vergelding voor wonden. En hij, die van het recht hierop afziet, dit zal een verzoening voor zijn zonden zijn en wie niet rechtspreken bij hetgeen God heeft neergezonden, zijn onrechtvaardigen.

[5:46]

En Wij deden Jezus, zoon van Maria in hun voetsporen treden, vervullende, hetgeen vóór hem in de Torah was (geopenbaard), en Wij gaven hem het Evangelie, dat licht en leiding bevatte, bevestigende hetgeen daarvóór in de Torah was en een leiding en een vermaning voor de godvrezenden.

[5:47]

En laat de mensen van het Evangelie richten naar hetgeen God daarin heeft geopenbaard en wie niet richten naar hetgeen God heeft geopenbaard, zijn de overtreders.

[5:48]

En Wij hebben u het Boek (de Koran) met de waarheid geopenbaard vervullende hetgeen daarvóór in het Boek (de Bijbel) was (verkondigd) en als bewaker daarover. Richt daarom tussen hen naar hetgeen God heeft geopenbaard en volg hun boze neigingen niet tegen de waarheid die tot u is gekomen. Voor iedereen bepaalden Wij een wet en een weg. En indien God had gewild zou Hij u allen tot één volk hebben gemaakt, maar Hij wenst u te beproeven met hetgeen Hij u heeft gegeven. Wedijvert dus met elkander in goede werken. Tot God zul je allen terugkeren, dan zal Hij u datgene mededelen, waarover gij van mening verschilt.

[5:49]

En spreek recht tussen hen naar hetgeen God u heeft geopenbaard en volg hun boze neigingen niet en wees op uw hoede dat zij u niet afleiden van hetgeen God u heeft geopenbaard. Maar indien zij zich afwenden, weet dan, dat God hen voor sommige hunner zonden wenst te treffen. En een groot aantal mensen is inderdaad ongehoorzaam.

[5:50]

Wensen zij het oordeel van onwetendheid? En wie is een betere rechter dan God voor een volk dat zekerheid van geloof bezit?

[5:51]

O, gij die gelooft, neemt de Joden en de Christenen niet tot vrienden. Zij zijn elkanders vrienden. En wie uwer hen tot vrienden neemt, is inderdaad één hunner. Voorwaar, God leidt het overtredende volk niet.

[5:52]

En gij zult degenen in wier hart een ziekte is, zich tot hen zien haasten, zeggende: "Wij vrezen, dat ons rampspoed zal overkomen." Het is echter waarschijnlijk dat God een overwinning of iets anders tot stand zal brengen. Dan zullen zij berouw hebben over hetgeen zij in hun innerlijk verborgen.

[5:53]

En de gelovigen zullen zeggen: "Zijn dit degenen die met hun ernstige eden bij God zwoeren dat zij waarlijk met u waren?" Hun werken zijn verloren gegaan en zij zijn verliezers geworden.

[5:54]

O, gij die gelooft, wie onder u zich van zijn godsdienst afkeert, laat hem weten, dat God weldra een ander volk zal voortbrengen dat Hij zal liefhebben en die Hem zullen liefhebben vriendelijk en nederig zijnde jegens de gelovigen en hard en streng jegens de ongelovigen. Zij zullen voor God’s zaak strijden en het verwijt van een berisper niet vrezen. Dit is God’s genade; Hij schenkt deze aan wie Hij wil en God is Milddadig, Alwetend.

[5:55]

Uw vrienden zijn slechts God en Zijn boodschapper en de gelovigen die het gebed houden en de Zakaat betalen en aanbidden.

[5:56]

En hij, die God en de boodschapper en de gelovigen tot vrienden neemt (wete) dat de partij van God gewis zal zegevieren.

[5:57]

O, gij die gelooft, neemt niet degenen tot vrienden die een spotternij en een spel maken van uw godsdienst, uit de kring dergenen wie het Boek was gegeven vóór u, noch van de ongelovigen. En vreest God als gij gelovigen zijt.

[5:58]

En zij die, wanneer gij tot het gebed roept het tot spotternij en spel maken. Dit komt doordat zij een volk zijn dat niet begrijpt.

[5:59]

Zeg: "O, mensen van het Boek, gij haat ons slechts, omdat wij in God geloven en in hetgeen ons is neergezonden en in hetgeen voordien was neergezonden of doordat de meesten van u ongehoorzaam zijn."

[5:60]

Zeg: "Zal ik u vertellen over degenen wier straf bij God erger is dan dit? Dezen zijn het, die God heeft vervloekt en over wie Hij Zijn toorn heeft uitgestort en van wie Hij apen, zwijnen en duivelsdienaren heeft gemaakt. Dezen zijn inderdaad in een slechte toestand en ver van het rechte pad afgedwaald."

[5:61]

Wanneer zij tot u komen, zeggen zij: "Wij geloven," terwijl zij met ongeloof binnenkomen en er mee heengaan en God weet het beste, wat zij verbergen.

[5:62]

En gij ziet velen hunner zich haasten om zonde te bedrijven en overtreding en van verboden dingen te gebruiken. Het is inderdaad slecht, wat zij doen.

[5:63]

Waarom weerhouden hun priesters en schriftgeleerden hen niet van zondige woorden en het eten van verboden dingen? Het is inderdaad slecht wat zij doen.

[5:64]

En de Joden zeggen: "De hand van God is gebonden." Hun handen zijn gebonden en zij zijn vervloekt voor hetgeen zij zeggen. Neen, Zijn handen zijn wijd open, Hij geeft, zoals Hij wil. En hetgeen u van uw Heer is neergezonden zal velen hunner in opstandigheid en ongeloof doen toenemen. En Wij hebben vijandschap en haat onder hen gezaaid tot aan de Dag der Opstanding. Telkens wanneer zij het oorlogsvuur ontsteken, dooft God het en zij pogen wanorde te scheppen op aarde en God heeft de onruststokers niet lief.

[5:65]

Als de mensen van het Boek hadden geloofd en rechtvaardig gehandeld, zouden Wij gewis hun zonden hebben vergeven en hen in tuinen van zaligheid hebben toegelaten.

[5:66]

En als zij de Torah en het Evangelie en hetgeen hun van hun Heer is neergezonden, in acht hadden genomen, zouden zij zeker van wat boven hen is en van hetgeen onder hun voeten is, hebben gegeten. Onder hen is een groep die matig is, maar de handelwijze van velen hunner is slecht.

[5:67]

O boodschapper, verkondig hetgeen u van uw Heer is geopenbaard en indien gij dat niet doet, dan heb je Zijn boodschap niet overgebracht. God zal u tegen de mensen beschermen. Voorzeker, God leidt het ongelovige volk niet.

[5:68]

Zeg: "O, mensen van het Boek, gij steunt op niets voordat gij de Torah en het Evangelie en hetgeen u van uw Heer is neergezonden, onderhoudt. En waarlijk, hetgeen u van uw Heer is neergezonden zal velen hunner in opstandigheid en ongeloof doen toenemen; treurt derhalve niet over het ongelovige volk.

[5:69]

Voorzeker, de gelovigen en de Joden en de Sabianen en de Christenen die in God en de laatste Dag geloven en goede daden verrichten - over hen zal geen vrees komen, noch zullen zij treuren.

[5:70]

Wij hebben waarlijk een verbond met de kinderen Israëls gesloten en Wij zonden boodschappers tot hen. Maar telkens, wanneer een boodschapper tot hen kwam met hetgeen hun hart niet wenste, behandelden zij sommigen als leugenaars en trachtten zij sommigen te doden.

[5:71]

En zij dachten, dat er geen beproeving zou zijn, derhalve werden zig blind en doof. Doch God wendde Zich in barmhartigheid tot hen; toch werden velen weer blind en doof en God is waakzaam over hetgeen zij doen.

[5:72]

Zij lasteren God, die zeggen: "Waarlijk God, Hij is de Messias, de zoon van Maria," terwijl de Messias zelf zeide: "O, kinderen Israëls, aanbidt God, Die mijn Heer en uw Heer is." Gewis, voor hem die iets met God vereenzelvigt, heeft God de Hemel verboden en het Vuur zal zijn verblijfplaats zijn. Er is voor de onrechtvaardigen geen helper.

[5:73]

Waarlijk zij lasteren God, die zeggen: "God is Eén der Drie." Er is geen God dan de enige God. En indien zij niet ophouden met hetgeen zij beweren, zal de ongelovigen een smartelijke straf overkomen.

[5:74]

Willen zij zich dan niet tot God wenden en om Zijn vergiffenis vragen terwijl God Vergevensgezind, Genadevol is?

[5:75]

Hierin zijn voorzeker tekenen voor hen die onderzoeken.

[5:76]

Zeg: "Aanbid je naast God datgene wat geen macht heeft u goed of kwaad te doen? En het is God, Die Alhorend, Alwetend is.

[5:77]

Zeg: "O, mensen van het Boek, overdrijft uw godsdienst niet ten onrechte, noch volgt de neigingen van een volk dat voordien afdwaalde en velen deed dwalen en van het rechte pad afweek.

[5:78]

Degenen onder de kinderen Israëls, die niet geloofden, werden door de mond van David en door Jezus de zoon van Maria, vervloekt. Dit geschiedde, omdat zij niet gehoorzaamden en plachten te overtreden.

[5:79]

Zij plachten elkander de ongerechtigheid niet te verbieden, welke Zij begingen. Slecht is inderdaad hetgeen zij deden.

[5:80]

Gij zult velen hunner de ongelovigen tot vrienden zien nemen. Waarlijk slecht is hetgeen zij voor zichzelf deden zodat God toornig op hen is geworden en zij zullen in de straf verblijven.

[5:81]

En indien zij in God en deze profeet en hetgeen hem werd geopenbaard hadden geloofd, zouden zij hen niet tot vrienden hebben genomen, doch velen hunner zijn ongehoorzaam.