Part 24

 

[39:32]

Wie is onrechtvaardiger dan hij, die een leugen over God verzint of de Waarheid verloochent wanneer zij tot hem komt? Is er voor de ongelovigen geen plaats in de hel?

[39:33]

En hij die de Waarheid brengt of deze bevestigt - dezen zijn de godvruchtigen.

[39:34]

Zij zullen van hun Heer ontvangen wat zij begeren; dat is de beloning dergenen die goed doen.

[39:35]

God zal het slechtste wat zij deden van hen verwijderen en hun het loon geven beter dan hetgeen zij verdienden.

[39:36]

Is God niet toereikend voor Zijn dienaar? En zij trachten u te doen vrezen voor hen (de afgoden) die buiten God zijn. Voor hem die God laat dwalen is er geen leider.

[39:37]

En wie God leidt zal niemand kunnen doen afdwalen. Is God niet Machtig, de Heer der Vergelding?

[39:38]

Indien gij hun vraagt: "Wie heeft de hemelen en de aarde geschapen?", zullen zij voorzeker antwoorden: "God". Zeg: "Vertelt mij (dan) wat gij naast God aanroept, kunnen zij, indien God mij zou willen benadelen, Zijn schade verwijderen? Of als Hij mij barmhartigheid wil tonen, kunnen zij Zijn barmhartigheid dan tegenhouden?" Zeg: "God is mij voldoende. In Hem zullen de vertrouwenden hun vertrouwen stellen."

[39:39]

Zeg: "O, mijn volk, handel op uw plaats, ik ben ook werkzaam, maar weldra zult gij weten

[39:40]

Tot wie de vernederende kastijding komt en op wie de blijvende straf nederdaalt."

[39:41]

Voorwaar, Wij hebben u ten bate der mensen het Boek met Waarheid nedergezonden. Hij die deze leiding volgt, volgt haar ten bate van zijn eigen ziel en wie dwaalt, dwaalt ten nadele van haar. En gij zijt geen voogd over hen.

[39:42]

God neemt de zielen van de mensen op wanneer zij sterven en ook van hen die niet sterven tijdens hun slaap. Dan houdt Hij die, die Hij ten dode heeft opgeschreven en zendt de overigen tot een bepaalde tijd (in het lichaam) terug. Hierin zijn stellig tekenen voor een volk dat nadenkt.

[39:43]

Hebben zij bemiddelaars naast God genomen? Vraag: "Zelfs indien zij (de afgoden) nergens macht over hebben en zonder verstand zijn?"

[39:44]

Zeg: "Van God is iedere voorspraak. Hem behoort het koninkrijk der hemelen en der aarde en naar Hem zult gij worden teruggebracht."

[39:45]

En wanneer God wordt genoemd als de Enige, dan krimpt het hart dergenen die in het Hiernamaals niet geloven samen, maar wanneer degenen naast Hem genoemd worden, ziet, zij verheugen zich.

[39:46]

Zeg: "O, God! Schepper der hemelen en der aarde! Kenner van het onzichtbare en het zichtbare! Slechts Gij oordeelt onder Uw dienaren over datgene waarin zij verschillen."

[39:47]

En indien de onrechtvaardigen bezaten al hetgeen op de aarde is en nog eens zoveel daarbij, zullen zij dit op de Dag der Opstanding als losprijs voor de vreselijke straf willen aanbieden. En wat zij nooit dachten zal hun door God onthuld worden.

[39:48]

De straf voor het kwaad dat zij bedreven zal hun duidelijk worden en wat zij plachten te bespotten zal hen omringen.

[39:49]

Wanneer nu de mens tegenspoed treft, roept hij Ons aan. Als Wij hem dan Onze gunst bewijzen zegt hij: "Dit is mij alleen wegens mijn verdiensten geschonken." Neen, het is slechts een beproeving; maar de meesten onder hen beseffen het niet.

[39:50]

Ook hun voorgangers zeiden hetzelfde, toch baatte hen hetgeen zij deden niet;

[39:51]

En het kwaad dat zij deden trof hen en wat de onrechtvaardigen onder dezen doen, zal hen ook treffen en zij kunnen Ons niet ontsnappen.

[39:52]

Weten zij niet dat God de voorziening vermeerdert of vermindert voor wie Hij wil; voorwaar, daarin zijn tekenen voor een volk dat wil geloven.

[39:53]

Zeg: "O mijn dienaren die tegen u zelf buitensporig zijt geweest, wanhoopt niet aan de barmhartigheid van God, voorzeker God vergeeft alle zonden, waarlijk, Hij is de Vergevensgezinde, de Genadevolle.

[39:54]

Wendt u tot uw Heer en onderwerpt u aan Hem voordat de straf over u komt, want dan zult gij niet meer worden geholpen.

[39:55]

En volgt het beste dat u geopenbaard is door uw Heer voordat de straf onverwachts over u komt terwijl gij het (naderen er van) niet bemerkt;"

[39:56]

Opdat geen ziel moge zeggen: "O wat een spijt heb ik over hetgeen waarin ik te kort schoot tegenover God! En inderdaad behoorde ik tot de spotters."

[39:57]

Of opdat zij niet moge zeggen: "Had God mij geleid dan zou ik zeker tot de godvruchtigen hebben behoord."

[39:58]

Of opdat zij de straf ziende, niet moge zeggen: "Ik wilde dat er voor mij een terugkeer was, dan zou ik tot de goeden behoren."

[39:59]

(God zal antwoorden): "Neen, Mijn tekenen kwamen tot u, doch gij verloochendet deze, gij waart hoogmoedig en behoordet tot de ongelovigen.’’

[39:60]

En op de Dag der Opstanding zult gij de gezichten van hen die over God leugens uitten zwart zien. Is er in de hel geen tehuis voor de hoogmoedigen?

[39:61]

God zal de godvruchtigen vanwege hun geloof redden. Geen kwaad zal over hen komen noch zullen zij treuren.

[39:62]

God is de Schepper van alles en de Voogd over alle dingen.

[39:63]

Aan Hem behoren de schatten der hemelen en der aarde; en zij die de tekenen van God verwerpen zijn de verliezers.

[39:64]

Zeg: "O, gij onwetenden, beveelt gij mij iets buiten God te aanbidden?"

[39:65]

En voorwaar, aan u zoals aan hen die vóór u waren, is geopenbaard: "Als gij deelgenoten aan God toeschrijft, zal uw werk stellig vruchteloos blijken en gij zult zeker tot de verliezers behoren."

[39:66]

Neen, dient God alleen en behoort tot de dankbaren.

[39:67]

Zij waarderen God niet volgens Zijn Waardigheid. De gehele aarde zal in Zijn greep zijn op de Dag der Opstanding, en de hemelen zullen worden opgerold in Zijn hand. Glorie zij Hem en verheven is Hij boven hetgeen zij met Hem vereenzelvigen.

[39:68]

En de bazuin zal worden geblazen en allen die in de hemelen en op aarde zijn, zullen bezwijmen, behalve degenen die God wil. Dan zal er nogmaals worden geblazen en ziet! Zij zullen staande herrijzen en wachten.

[39:69]

En de aarde zal door het licht van haar Heer schitteren, en het Boek zal nedergelegd worden en de profeten en de getuigen zullen worden gebracht en er zal tussen hen met rechtvaardigheid geoordeeld worden en hun zal geen onrecht worden aangedaan.

[39:70]

Elke ziel zal volledig worden beloond voor hetgeen zij deed. En Hij weet het beste wat zij volbrachten.

[39:71]

En de ongelovigen zullen naar de hel worden gedreven, wanneer zij deze bereiken, zullen de poorten worden geopend en haar wachters zullen tot hen zeggen: "Kwamen er geen boodschappers van uit uw midden tot u, de tekenen van uw Heer verkondigende en u waarschuwende voor de komst van deze Dag?" Zij zullen antwoorden: "Ja zeker!" Maar nu is de uitspraak van de straf tegen de ongelovigen van kracht geworden.

[39:72]

Er zal worden gezegd: "Gaat de poorten der hel binnen om er in te vertoeven, slecht is de verblijfplaats voor de hoogmoedigen."

[39:73]

En degenen die hun Heer vreesden zullen in groepen naar de Hemel worden geleid; wanneer zij die bereiken zullen de poorten worden geopend en zijn bewakers zullen tot hen zeggen: "Vrede zij u! Weest gelukkig en gaat binnen om er voor (altijd) te verblijven."

[39:74]

Zij zullen zeggen: "Alle lof behoort aan God, Die Zijn belofte aan ons heeft vervuld en ons het land als erfenis heeft gegeven om daarin te vertoeven, waar wij ook willen." Hoe voortreffelijk is het loon der (rechtvaardige) werkers.

[39:75]

En gij zult de engelen om de Troon zien dringen, hun Heer lovende met de roem, die Hem toekomt. En er zal tussen hen met Waarheid worden geoordeeld. En er zal worden gezegd: "Alle lof behoort aan God, de Heer der Werelden."

 

De gelovige

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[40:1]

Haa Miem.

[40:2]

De openbaring van dit Boek is van God, de Almachtige, de Alwetende.

[40:3]

De Vergever der zonden, de Aanvaarder van berouw, de Gestrenge in het straffen, de Heer van genade. Er is geen God buiten Hem. Tot Hem is de terugkeer.

[40:4]

Niemand betwist de woorden van God behalve de ongelovigen. Laat hun bedrijvigheid in het land u niet bedriegen.

[40:5]

Het volk van Noach voor hen en andere groepen na hen verloochenden ook en elk volk besloot zijn boodschapper te vangen en twistte door leugen om de Waarheid er mee te niet te doen. Dan greep Ik hen en hoe verschrikkelijk was Mijn straf!

[40:6]

Zo werd het woord van uw Heer bewaarheid ten opzichte van de ongelovigen: dat zij de bewoners van het Vuur zouden zijn.

[40:7]

Zij, die de Troon dragen en zij die er omheen staan verheerlijken hun Heer met de lof die Hem toekomt en zij geloven in Hem en vragen vergiffenis voor de gelovigen, zeggende: "Onze Heer, Gij omvat alle dingen in Uw barmhartigheid en kennis. Vergeef daarom hen die berouw tonen en Uw weg volgen; en behoed hen voor de straf der hel,

[40:8]

Onze Heer, en doe hen de tuinen der Eeuwigheid ingaan, die Gij hun hebt beloofd, alsook de deugdzamen onder hun ouders, hun echtgenoten en hun kinderen. Zeker, Gij zijt de Almachtige, de Alwijze.

[40:9]

En behoed hen voor het kwade; en een ieder die Gij op die Dag voor het kwade behoedt, hem betoont Gij zeker barmhartigheid. En dat is de grootste zegepraal.

[40:10]

De ongelovigen zullen worden toegesproken: "Het misnoegen van God was groter dan uw eigen misnoegen toen gij tot het geloof werd geroepen doch gij dit verwierpt."

[40:11]

Zij zullen zeggen: "Onze Heer, Gij deedt ons tweemaal sterven en Gij hebt ons tweemaal in het leven teruggeroepen en wij bekennen onze zonden. Is er nu een uitweg?"

[40:12]

Dit kwam omdat gij niet geloofdet toen God de Ene werd genoemd, maar toen Hem medegoden werden toegeschreven, geloofdet gij. Nu behoort het oordeel aan God, de Allerhoogste, de

[40:13]

Hij is het Die u Zijn tekenen toont en voorziening voor u van de hemel nederzendt; maar niemand trekt er lering uit behalve hij die zich (tot God) wendt.

[40:14]

Roept alleen God aan, oprecht zijnde in gehoorzaamheid tot Hem, hoewel de ongelovigen er tegen zijn.

[40:15]

Verheven boven alle graden is de Heer van de Troon. Hij zendt het woord door Zijn gebod aan wie Hij wil van Zijn dienaren, opdat hij moge waarschuwen voor de Dag der Ontmoeting.

[40:16]

De Dag waarop zij naar voren zullen komen - zal niets van hen voor God verborgen zijn. "Van Wie is het Koninkrijk op deze Dag?" "Van God, de Ene, de Onweerstaanbare."

[40:17]

Op deze Dag zal elke ziel worden beloond voor hetgeen zij heeft verdiend. Geen onrecht zal geschieden op deze Dag. Voorzeker, God is snel in het beoordelen.

[40:18]

Waarschuw hen voor de naderende Dag, wanneer het hart in de keel klopt terwijl zij vol verdriet zullen zijn. De onrechtvaardigen zullen geen boezemvrienden hebben, noch enige bemiddelaar naar wie zal worden geluisterd.

[40:19]

Hij kent de oneerlijkheid der ogen en datgene wat de harten verbergen.

[40:20]

En God richt naar waarheid, maar degenen die zij aanroepen naast Hem kunnen in het geheel niet richten. Voorzeker, God is de Alhorende, de Alziende.

[40:21]

Hebben zij niet over de aarde gereisd en gezien wat het einde was van hen die vóór hen waren? Zij waren machtiger dan dezen in kracht en in hun sporen op aarde. Toch greep God hen voor hun zonden en zij hadden niemand om hen tegen God te beschermen.

[40:22]

Dat kwam omdat hun boodschappers tot hen kwamen met duidelijke tekenen, doch zij verwierpen ze; daarom greep God hen. Voorzeker, Hij is Machtig, Streng in het straffen.

[40:23]

En Wij zonden Mozes met Onze tekenen en een duidelijk gezag,

[40:24]

Tot Pharao en Hamaan en Korach, maar zij zeiden: "Hij is een tovenaar en de grootste leugenaar."

[40:25]

En toen hij (Mozes) met Waarheid van Ons tot hen kwam, zeiden zij: "Doodt de zonen der gelovigen met hem en ontziet hun vrouwen." Maar het plan der ongelovigen is ijdel.

[40:26]

En Pharao zeide: "Laat mij Mozes doodslaan en laat hem dan zijn Heer aanroepen. Ik vrees dat hij uw godsdienst zal veranderen of in het land onrust zal stoken."

[40:27]

En Mozes zeide: "Ik zoek toevlucht bij mijn Heer en uw Heer, tegen elke laatdunkende die aan de Dag des Oordeels niet gelooft."

[40:28]

En een gelovig man uit het volk van Pharao die zijn geloof verborg, zeide: "Wilt gij een man doden omdat hij zegt: ’Mijn Heer is God’; terwijl hij tot u gekomen is met duidelijke tekenen van uw Heer? Is hij een leugenaar, dan rust zijn leugen op hem; maar als hij oprecht is, dan zal iets van datgene, waarmee hij u bedreigt, u overkomen. Voorzeker, God leidt hem die buitensporig en een grote leugenaar is, niet.

[40:29]

O mijn volk heden hebt gij de oppermacht en gij zijt de hoogsten in het land. Maar wie zal ons beschermen tegen de straf van God als zij over ons komt?" Pharao zeide: "Ik wijs u alleen dat aan wat ik zelf zie en ik leid u slechts naar het pad der rechtschapenheid."

[40:30]

En de gelovige zeide: "O mijn volk, ik vrees voor u een gebeurtenis zoals op de Dag der bondgenoten,

[40:31]

Zoals hoe geval was bij het volk van Noach, en Aad en Samoed en degenen die na hen waren. God wil Zijn dienaren geen onrecht aandoen.

[40:32]

En o mijn volk, ik vrees voor u de Dag van het geweeklaag.

[40:33]

Een Dag waarop gij u zult afwenden om te vluchten. Dan zult gij geen beschermer hebben tegen God. En hij die God laat dwalen zal geen leider hebben.

[40:34]

En voordien kwam Jozef tot u met duidelijke tekenen, maar gij bleeft twijfeles aan hetgeen hij u bracht doch toen hij stierf zeidet gjj: "God zal na hem geen boodschapper meer zenden." Alzo laat God de buitensporigen en de twijfelaars dwalen.

[40:35]

Degenen die twisten over de tekenen van God zonder dat enig gezag (daarover) tot hen kwam; dit is afkeurenswaardig in de ogen van God en de gelovigen. Alzo verzegelt God het hart van iedere hoogmoedige en onderdrukker.

[40:36]

En Pharao zeide: "O Hamaan, bouw mij een toren opdat ik de toegangswegen moge naderen,

[40:37]

De toegangswegen der hemelen, opdat ik de God van Mozes moge bereiken ofschoon ik zeker weet dat hij een leugenaar is." Zo werd voor Pharao zijn slechte daad schoonschijnend gemaakt, hij werd van het rechte pad afgeleid en Pharao’s plan eindigde slechts in ondergang.

[40:38]

En de gelovige zeide: "O, mijn volk, volg mij, ik zal u op het pad van leiding voeren.

[40:39]

O mijn volk, dit leven dezer wereld is slechts een voorbijgaand genoegen; en het Hiernamaals is het blijvende tehuis.

[40:40]

Wie kwaad doet zal naar evenredigheid hiervan worden vergolden; maar wie goed doet, man of vrouw, en gelovig is zal het paradijs binnengaan; daarin zullen zij van alles worden voorzien, zonder berekening.

[40:41]

En O mijn volk, hoe komt het toch dat ik u tot redding roep en gij mij tot het Vuur wilt leiden?

[40:42]

Gij nodigt mij uit, God te verwerpen en iets met Hem te vereenzelvigen waarvan ik geen kennis heb. En ik roep u tot de Almachtige, de Vergevensgezinde."

[40:43]

Zeker, datgene waartoe gij mij uitnodigt heeft geen macht in deze wereld of in het Hiernamaals; voorwaar, onze terugkeer is tot God, en de overtreders zullen de bewoners van het Vuur zijn.

[40:44]

Weldra zult gij u herinneren wat ik u zeg. En ik vertrouw mijn zaak aan God toe. Voorwaar, God ziet Zijn dienaren door en door."

[40:45]

Daarom beschermde God hem voor het kwade hunner plannen, en een zware straf kwam over het volk van Pharao;

[40:46]

Aan het Vuur zullen zij morgen en avond worden blootgesteld. En de Dag waarop het Uur zal komen, zal er worden gezegd: "Doet Pharao’s volk de strengste straf ondergaan."

[40:47]

En wanneer zij met elkander in het Vuur zullen twisten, zullen de zwakken tot de trotsen zeggen: "Voorzeker, wij waren uw volgelingen; wilt gij dan nu een gedeelte van het Vuur van ons wegnemen?"

[40:48]

Zij die trots waren zullen zeggen: "Wij zijn er allen in. God heeft nu over Zijn dienaren recht gesproken."

[40:49]

En degenen die in het Vuur zijn zullen tot de bewaarders der hel zeggen: "Bidt uw Heer, een dag van onze straf te verlichten."

[40:50]

Zij zullen antwoorden: "Kwamen uw boodschappers niet tot u met duidelijke bewijzen?" Zij zullen zeggen: "Ja zeker." De bewaarders zullen antwoorden: "Bidt dan." Maar het bidden der ongelovigen is nutteloos.

[40:51]

Voorwaar, Wij helpen Onze boodschappers en de gelovigen in het leven dezer wereld en op de Dag waarop de getuigen zullen opstaan.

[40:52]

De Dag, waarop de verontschuldiging van de onrechtvaardigen niets zal baten en voor hen zal de vloek en het kwade tehuis zijn.

[40:53]

En Wij gaven Mozes de leiding, en deden de kinderen van Israël het Boek erven.

[40:54]

Als richtsnoer en aanmaning voor mensen van begrip.

[40:55]

Heb geduld, voorzeker, God’s belofte is waar. En vraag bescherming tegen uw zonde en eert uw Heer ’s morgens en ’s avonds met de lof die Hem toekomt.

[40:56]

Zij die over de tekenen van God twisten zonder dat hun het gezag daartoe verleend is, hebben in hun innerlijk niets dan trots, die zij niet kunnen verwerkelijken. Zoekt daarom uw toevlucht bij God. Waarlijk, Hij is de Alhorende, de Alziende.

[40:57]

Voorzeker, de schepping der hemelen en der aarde is groter dan de schepping der mensen maar de meeste mensen beseffen het niet.

[40:58]

De blinden en de zienden zijn niet gelijk; noch zijn zij, die geloven en goede werken doen gelijk aan hen die kwaad doen. Gering is de lering die gij hieruit trekt.

[40:59]

Het Uur zal zeker komen, daaraan is geen twifel; toch geloven de meeste men sen het niet.

[40:60]

En uw Heer zegt: "Aanbidt Mij; Ik zal uw gebed verhoren. Maar zij die te hoogmoedig zijn om Mij te aanbidden, zullen veracht de hel binnengaan."

[40:61]

God is Degene Die de nacht voor u aanwees opdat gij er in moogt rusten en de dag om u licht te geven. Voorwaar, God is vol genade voor de mensen, toch zijn de meeste mensen ondankbaar.

[40:62]

Zo is God uw Heer, de Schepper aller dingen. Er is geen God naast Hem. Waarheen wordt gij dan afgewend?

[40:63]

Zo worden degenen, die de tekenen van God verloochenen, afgeleid.

[40:64]

God is het, Die de aarde voor u als een rustplaats heeft gemaakt en de hemelen als gewelf, Die u gevormd heeft en u een schone vorm heeft gegeven en u van goede dingen heeft voorzien. Dit is God uw Heer. Gezegend is God, de Heer der Werelden.

[40:65]

Hij is de Levende, er is geen God naast Hem. Aanbidt daarom Hem alleen, oprecht zijnde in gehoorzaamheid tot Hem. Alle lof behoort aan God, de Heer der Werelden.

[40:66]

Zeg: "Het is mij verboden diegenen te aanbidden die gij naast God aanroept daar er duidelijke bewjizen van mijn Heer tot mij zijn gekomen; en het is mij geboden mij te onderwerpen aan de Heer der Werelden."

[40:67]

Hij is het Die u uit stof schiep, dan uit een levenskiem en uit een klonter bloed, vervolgens brengt Hij u voort als een kind, dan bereikt gij de volwassenheid, daarna wordt gij oud. Sommigen sterven eerder, en anderen onder u zullen een vastgestelde tijd bereiken; opdat gij tot inzicht komt.

[40:68]

Hij is het Die leven geeft en doet sterven. En wanneer Hij iets besluit, zegt Hij slechts: "Wees", en het wordt.

[40:69]

Hebt gij degenen niet gezien, die over de tekenen van God redetwisten? Hoe worden zij afgewend!

[40:70]

Degenen die het Boek en hetgeen waarmee Wij Onze boodschappers zonden, verloochenden, zullen weldra (de waarheid) te weten komen,

[40:71]

Wanneer zij met boeien en kettingen om hun hals zullen worden gesleept

[40:72]

In kokend water; dan zullen zij in het vuur worden geworpen.

[40:73]

Dan zal er tot hen worden gezegd: "Waar zijn (de afgoden), die gij met God hadt vereenzelvigd?"

[40:74]

Naast God? Zij zullen zeggen: "Zij zijn verloren gegaan. Neen, wij plachten voorheen niets te aanbidden." Zo laat God de ongelovigen dwalen.

[40:75]

Er zal tot hen worden gezegd: "Dit is omdat gij op aarde ten onrechte placht te jubelen en omdat gij hoovaardig waart."

[40:76]

Gaat de poorten der hel binnen daarin vertoevende. Kwaad is nu het tehuis voor de laatdunkenden.

[40:77]

Heb daarom geduld, God’s belofte is zeker waar. Of Wij u de straf waarmede Wij hen bedreigen gedeeltelijk tonen of u (vóór dien) doen sterven, zij zullen toch tot Ons worden teruggebracht.

[40:78]

En Wij zonden boodschappers vóór u, sommigen van hen hebben Wij vermeld en anderen hebben Wij niet genoemd en geen boodschapper kan een teken brengen zonder God’s gebod. En wanneer God’s gebod komt, wordt er in waarheid geoordeeld en dan gaan de leugenaars verloren.

[40:79]

Het is God, Die u vee heeft gegeven, opdat gij op sommige dieren moogt rijden en andere als voedsel gebruiken.

[40:80]

En gij hebt andere voordelen van hen - zodat gij door hen elke behoefte die in uw innerlijk is, tevreden moogt stellen. En door hen (te land) en op schepen (ter zee) wordt gij gedragen.

[40:81]

En Hij toont u Zijn tekenen; welke van de tekenen van God wilt gij dan ontkennen?

[40:82]

Hebben zij niet op aarde gereisd en gezien wat het einde was van degenen die voor hen waren? Zij waren groter in aantal dan dezen en machtiger in kracht, en in de sporen die zij op aarde achterlieten. Maar alles wat zij verwierven baatte hen niet.

[40:83]

En toen hun boodschappers met duidelijke tekenen tot hen kwamen, namen zij genoegen met de kennis die zij bezaten. en de straf waarover zij spotten, verstrikte hen.

[40:84]

En toen zij Onze straf zagen zeiden zij: "Wij geloven in God als de Enige en wij verwerpen alles wat wij vroeger met Hem plachten te vereenzelvigen."

[40:85]

Maar nadat zij Onze straf hadden gezien kon hun geloof hun niet meer baten. Dit is God’s wet die haar loop neemt ten opzichte van Zijn dienaren en zo gingen de ongelovigen verloren.

 

Fussilat

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[41:1]

Haa Miem.

[41:2]

Een openbaring van de Barmhartige, de Genadevolle.

[41:3]

Een Boek waarvan de verzen zijn verklaard als duidelijke verkondiging voor mensen die kennis bezitten.

[41:4]

Als drager van goede tijding en als waarschuwer. Maar de meesten hunner wenden zich af, zodat zij niet luisteren.

[41:5]

Zij zeggen: "Onze harten zijn gesluierd voor datgene waartoe gij ons roept en er is doofheid in onze oren en tussen u en ons is een scherm. Daarom ga door met uw werk, wij werken ook."

[41:6]

Zeg: "Ik ben slechts een mens zoals gij. Het is mij geopenbaard dat uw God slechts één God is; weest derhalve oprecht jegens Hem en vraagt vergiffenis van Hem." En wee de afgodendienaren.

[41:7]

Die geen Zakaat geven en aan het Hiernamaals niet geloven.

[41:8]

Wat hen betreft, die geloven en goede werken doen, zij zullen zeker een loon ontvangen dat nooit zal ophouden.

[41:9]

Zeg: "Verwerpt gij werkelijk Hem Die de aarde in twee dagen schiep? En richt gij gelijken aan Hem op, hoewel Hij de Heer der Werelden is?

[41:10]

Hij heeft de bergen daarop gesteld en heeft deze gezegend en er op (de aarde) de voedingsmiddelen bepaald, in vier dagen, gelijkelijk voor de zoekenden.

[41:11]

Dan wendde Hij Zich tot de hemel terwijl deze een soort damp was en zeide hiertegen en tot de aarde: "Komt beiden, willens of onwillens."

[41:12]

Zij zeiden: "Wij komen gewillig." Zo voltooide Hij hen als de zeven hemelen in twee dagen, en Hij wees elke hemel zijn werk aan. En Wij versierden de laagste hemel met lichten ter bescherming. Dat is de verordening van de Almachtige, de Alwetende.

[41:13]

Maar indien zij zich afwenden, zeg dan: "Ik waarschuw u voor een bliksemstraal, zoals de bliksem die Aad en Samoed achterhaalde. "

[41:14]

Toen hun boodschappers van vóór hen en achter hen tot hen kwamen, zeggende: "Aanbidt niets dan God", zeiden zij: "Als onze Heer het had gewild, zou Hij beslist engelen hebben nedergezonden. Derhalve verwerpen wij datgene waarmede gij gezonden zijt."

[41:15]

Maar de Aad handelden ten onrechte laatdunkend op aarde en zeiden: "Wie is machtiger dan wij?" Wisten zij niet dat God, Die hen schiep machtiger was dan zij? Doch zij plachten Onze tekenen te verwerpen.

[41:16]

Daarom zonden Wij tegen hen een razende wind gedurende verscheidene noodlottige dagen, opdat Wij hen in dit leven de straf der vernedering mochten doen ondergaan. De straf van het Hiernamaals zal zeker nog vernederender zijn en zij zullen niet worden geholpen.

[41:17]

En wat de Samoed betreft, Wij gaven leiding, maar zij verkozen blindheid boven het rechte pad, daarom trof hen de bliksem van de straf der vernedering, voor hetgeen Zij hadden verdiend.

[41:18]

En Wij redden de gelovigen, die godvruchtig waren;

[41:19]

Op de dag waarop God’s vijanden, in groepen verdeeld naar het Vuur zullen worden gebracht,

[41:20]

Tot zij het bereiken, zullen hun oren, ogen en huiden tegen hen getuigenis afleggen over wat zij plachten te doen.

[41:21]

En zij zullen tot hun huiden zeggen: "Waarom getuigt gij tegen ons?" Deze zullen antwoorden: "God Die alles heeft doen spreken - deed ook ons spreken. En Hij is het Die u de eerste keer schiep en gij zijt tot Hem teruggebracht.

[41:22]

Gij waart niet in staat u te verschuilen, opdat uw oren, uw ogen en uw huiden geen getuigenis tegen u zouden afleggen, maar gij dacht, dat God onbekend was met het geen gij deedt.

[41:23]

En deze gedachte van u, die gij over uw Heer koesterdet, heeft u tot verderf gebracht, daarom behoort gii tot de verliezers.

[41:24]

Indien zij nu volharden, is het Vuur hun tehuis; en als zij om verontschuldiging vragen, behoren zij niet tot hen aan wie deze wordt verleend.

[41:25]

Wij stelden gezellen (duivelen) voor hen aan, die hetgeen vóór hen en achter hen was schoonschijnend maakten, en het woord werd tegen hen van kracht, met de volkeren van djinn en mensen die vóór hen leefden. Zeker, zij waren verliezers.

[41:26]

En de ongelovigen zeggen: "Luistert niet naar deze Koran, maar maakt leven daarbij opdat gij de overhand moogt krijgen."

[41:27]

Maar Wij zullen zeker de ongelovigen een strenge straf doen toekomen en Wij zullen hun slechtste daden vergelden.

[41:28]

Dat is het loon van God’s vijanden: het Vuur. Daar zullen zij een langdurig tehuis hebben; een vergelding, omdat zij Onze tekenen niet erkenden.

[41:29]

En de ongelovigen zullen zeggen: "Onze Heer, toon ons degenen der djinn en der mensen die ons deden dwalen, opdat wij hen onder onze voeten mogen plaatsen zodat zij tot de vernederden behoren."

[41:30]

Voorzeker zij, die zeggen: "Onze Heer is God," en daarin standvastig blijven, op hen zullen de engelen nederdalen: "Vreest niet, noch treurt; maar verheugt u over het paradijs dat u wordt beloofd.

[41:31]

Wij zijn uw vrienden in dit leven en in het Hiernamaals. Daarin zult gij alles krijgen wat uw ziel zal wensen, en daarna zult gij alles hebben waarom gij vraagt.

[41:32]

Als onthaal van de Vergevensgezinde, de Genadevolle.

[41:33]

En wie spreekt beter woord dan hij die mensen tot God uitnodigt en goede werken doet en zegt: "Waarlijk, ik behoor tot de Moslims."

[41:34]

Het goede en kwade zijn niet gelijk. Daarom weerstaat (het kwade) door hetgeen best is. Dan ziet, degene met wie gij vijandschap hebt, hij zal als uw boezemvriend worden.

[41:35]

Maar het is niemand gegeven behalve de geduldigen noch is het iemand gegeven behalve zij die een grote gave hebben.

[41:36]

En als een ophitsing van Satan u treft, zoek dan toevlucht tot God. Waarlijk, Hij is de Alhorende, de Alwetende.

[41:37]

En onder Zijn tekenen zijn de dag en de nacht, de zon en de maan; derhalve werpt u niet neder voor de zon of de maan maar werpt u neder voor God Die hen schiep, indien gij Hem wilt aanbidden.

[41:38]

Maar al tonen zij (de ongelovigen) hoogmoed, degenen die bij uw Heer zijn, verheerlijken Hem dag en nacht, en zij vervelen zich nooit.

[41:39]

Dit behoort tot Zijn tekenen, dat gij de aarde droog en verschroeid ziet, maar wanneer Wij er water op nederzenden, beweegt zij zich en zet uit. Zeker Hij, Die haar leven geeft, zal ook de doden opwekken. Voorwaar, Hij heeft macht over alle dingen.

[41:40]

Voorzeker, zij die Onze tekenen verdraaien zijn niet voor Ons verborgen. Is dan hij die in het Vuur geworpen wordt beter dan degene die veilig blijft op de Dag der Opstanding? Doet wat gij wilt. Voorwaar, Hij ziet alles wat gij doet.

[41:41]

Voorzeker, zij die niet in de Vermaning geloven als deze tot hen komt (zijn de verliezers); waarlijk het is een machtig Boek.

[41:42]

Geen valsheid kan het beroeren, van voren noch van achteren. Het is een Openbaring van de Alwijze, de Geprezene.

[41:43]

Er is niets tot u gezegd behalve het geen aan de boodschappers vóór u was gezegd. Uw Heer is de Heer der vergevensgezindheid en der pijnlijke straf.

[41:44]

Indien Wij deze Koran in een vreemde taal hadden gegeven, zouden zij zeker hebben gezegd: "Waarom zijn zijn verzen niet duidelijk gemaakt? Is Arabisch en niet-Arabisch gelijk?" Zeg: "Het is een leiding en een genezing voor de gelovigen." Maar de ongelovigen hebben doofheid in hun oren en het is duister voor hen. Zij worden aangeroepen vanaf een verre plaats.

[41:45]

En Wij gaven Mozes het Boek, maar men verschilde er over van mening; en indien het woord van uw Heer er niet aan was voorafgegaan zou er zeker over hen geoordeeld zijn, want waarlijk zij verkeerden er in een verontrustende twijfel over.

[41:46]

Wie goed doet, doet dit voor zijn eigen ziel; en wie kwaad bedrijft, het is er tegen. En uw Heer is in het geheel niet onrechtvaardig jegens Zijn dienaren.