Part 23

 

[36:28]

En Wij zonden na hem geen schare (van engelen) uit de hemel neder (tot zijn volk) noch zenden Wij die ooit (op die wijze) neder.

[36:29]

Het was slechts een enkele kreet en ziet; zij waren als uitgeblust.

[36:30]

Wee, over de mensen: er komt geen boodschapper tot hen of zij bespotten hem.

[36:31]

Hebben zij niet gezien, hoeveel geslachten Wij vóór hen hebben vernietigd, die niet tot hen terugkeren?

[36:32]

Maar gewis, allen zullen tezamen voor Ons worden gebracht.

[36:33]

En de dorre aarde is voor hen een teken; Wij doen deze herleven en brengen graan uit haar voort, waarvan zij eten.

[36:34]

En Wij hebben er tuinen van dadelpalmen en druiven aangelegd en Wji deden er bronnen ontspringen,

[36:35]

Opdat zij van de vruchten daarvan mogen eten, en genieten van hetgeen hun handen toebereiden. Willen zij dan niet dankbaar zijn?

[36:36]

Glorie zij Hem, Die alles in paren schiep van hetgeen op aarde groeit en van hen zelf en van hetgeen zijn nog niet kennen.

[36:37]

En voor hen is de nacht een teken. Wij nemen de dag weg en ziet! zij zijn in duisternis.

[36:38]

En de zon beweegt zich naar haar bestemming. Dat is het gebod van de Almachtige, de Alwetende.

[36:39]

En voor de maan hebben Wij fasen bepaald tot zij als een oude tak van een palmboom wordt.

[36:40]

De zon mag de maan niet achterhalen noch kan de nacht de dag voorbijstreven. Zij zweven elk in hun eigen baan.

[36:41]

En het is voor hen een teken, dat Wij hun nakomelingen in het geladen schip dragen.

[36:42]

En Wij zullen voor hen nog iets dergelijks scheppen, waarop zij zullen varen.

[36:43]

En indien Wij willen, zullen Wij hen doen verdrinken, er zal dan voor hen geen helper zijn noch kunnen zij gered worden,

[36:44]

Dan door Onze barmhartigheid en als tijdelijk genot (voor hen op aarde).

[36:45]

En wanneer er tot hen wordt gezegd: "Behoedt u tegen hetgeen vóór u is en hetgeen achter u is, opdat u barmhartigheid moge worden betoond."

[36:46]

Maar er komt geen teken tot hen van de tekenen van hun Heer, of zij wenden er zich van af.

[36:47]

En wanneer er tot hen wordt gezegd: "Besteedt van hetgeen God u heeft geschonken," zeggen de ongelovigen tot de gelovigen, "Moeten wij hem voeden? Indien het God behaagde zou Hij hem hebben kunnen voeden. Gij verkeert slechts in een klaarblijkelijke dwaling."

[36:48]

En zij zeggen: "Wanneer zal deze Belofte worden vervuld, als gij de waarheid spreekt?"

[36:49]

Zij wachten slechts op een plotselinge straf die hen zal overkomen terwijl zij nog aan het redetwisten zijn.

[36:50]

En zij zullen geen testament meer kunnen maken noch zullen zij tot hun families terugkeren.

[36:51]

En de bazuin zal worden geblazen, en ziet! zij zullen zich vanuit hun graven naar hun Heer haasten.

[36:52]

Zij zullen zeggen: "O wee ons, wie heeft ons van onze slaapplaatgen gewekt? Dit is hetgeen de Barmhartige heeft beloofd, en de boodschappers spraken de waarheid."

[36:53]

Het zal slechts een kreet zijn en ziet! zij zullen allen voor Ons worden gebracht.

[36:54]

En op die Dag zal geen ziel onrecht worden aangedaan, noch zult gij worden beloond, behalve overeenkomstig uw daden.

[36:55]

Voorwaar, op die Dag zullen de bewoners van de Hemel in (een groot) werk hun geluk vinden.

[36:56]

Zij en hun echtgenoten zullen zich in de schaduw op tronen nedervlijen.

[36:57]

Zij zullen daar vruchten hebben en alles waar zij om vragen ontvangen.

[36:58]

Het woord van de Genadevolle Heer zal (klinken) "Vrede (vrede)."

[36:59]

(En Hij zal zeggen): "Houdt u op deze dag terzijde, o gij schuldigen."

[36:60]

Gelastte Ik u niet, o gij kinderen van Adam, dat gij Satan niet zoudt dienen, daar hij een openlijke vijand van u is,

[36:61]

Maar dat gij Mij zoudt dienen? Dat was het rechte pad."

[36:62]

Toch deed hij een groot gedeelte uwer dwalen. Hadt gij dan geen verstand?

[36:63]

Dit is de hel waarmede gij werdt bedreigd.

[36:64]

Gaat daar thans binnen, omdat gij haar placht te loochenen.

[36:65]

Op die Dag zullen Wij hun mond verzegelen, maar hun handen zullen tot ons spreken en hun voeten zullen getuigenis afleggen van alles wat zij hebben bedreven.

[36:66]

En als Wij het hadden gewild, konden Wij het licht in hun ogen hebben gedoofd; dan zouden zij zich naar het pad hebben willen haasten. Maar hoe konden zij zien?

[36:67]

En indien Wij wilden, zouden Wij hen op hun plaatsen hebben doen verstijven zodat zij noch vóór- noch achteruit konden.

[36:68]

En wie Wij een lang leven schenken, doen Wij achteruitgaan in kracht. Willen zij dan niet begrijpen?

[36:69]

En Wij hebben hem (de profeet) het dichten niet geleerd, noch is het voor hem passend, dit is slechts een vermaning en een duidelijke verkondiging;

[36:70]

Opdat de levenden mogen worden gewaarschuwd en opdat het oordeel tegen de ongelovigen gerechtvaardigd moge zijn.

[36:71]

Hebben zij niet gezien, dat onder de dingen die Onze handen gemaakt hebben, Wij vee hebben geschapen, waar zij meesters over zijn?

[36:72]

En Wij hebben het aan hen dienstbaar gemaakt, zodat sommige rijdieren zijn, en sommige tot voedsel strekken.

[36:73]

En zij hebben er voordelen van en dranken. Willen zij dan niet dankbaar zijn?

[36:74]

En zij hebben andere goden naast God genomen, hopende dat zij mogen worden geholpen.

[36:75]

Dezen kunnen hen niet helpen maar zij zullen als een schare tegen hen worden gebracht.

[36:76]

Laat daarom hun spraak u niet verdrieten. Voorwaar, Wij weten wat zij verbergen en wat zij tonen.

[36:77]

Heeft de mens niet begrepen dat Wij hem hebben geschapen uit een levenskiem? Doch ziet, hij is klaarblijkelijk een redetwister!

[36:78]

En hij zet Ons verhalen voor en vergeet zijn eigen ontstaan. Hij zegt: "Wie kan de beenderen doen herleven als zij vergaan zijn?"

[36:79]

Zeg: "Hij, Die hen voor de eerste keer schiep zal hen doen herleven; Hij heeft kennis van de gehele schepping.

[36:80]

Hij is het, Die uit een groene boom voor u vuur voortbrengt, en ziet, gij steekt er (uw brandstof) van aan."

[36:81]

Is Hij, Die de hemelen en de aarde schiep, niet in staat hun gelijken te scheppen? Ja, inderdaad Hij is de Schepper, de Alwetende.

[36:82]

Voorwaar, wanneer Hij Zich iets voorneemt is Zijn gebod slechts: "Wees", en het wordt.

[36:83]

Glorie zij daarom Hem, in wiens hand de oppermacht over alle dingen is! En tot Hem zult gij worden teruggebracht.

 

De gerangschikten

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[37:1]

Bij hen, die zich in rijen scharen.

[37:2]

En bij hen die berispen.

[37:3]

En bij de verkondigers der Vermaning.

[37:4]

Voorwaar, (voorwaar), uw God is één (enig God),

[37:5]

Heer der hemelen en der aarde en van alles wat er tussen is, de Heer van het Oosten.

[37:6]

Wij hebben de laagste hemel met sterren versierd.

[37:7]

Als bescherming tegen iedere opstandige Satan.

[37:8]

Zij kunnen van de verheven bijeenkomst niets horen en zij worden van elke kant verdreven.

[37:9]

Als verworpenen en er is voor hen een voortdurende straf;

[37:10]

Maar hij die steelsgewijze opvangt, hem achtervolgt een heldere vlam.

[37:11]

Vraag hun (de ongelovigen) of zij moeilijker zijn te scheppen, dan andere (dingen) die Wij hebben geschapen. Voorzeker, Wij hebben hen uit vaste klei geschapen.

[37:12]

Neen, gij verwondert u en zij spotten.

[37:13]

En wanneer zij vermaand worden, trekken zij er geen lering uit.

[37:14]

En wanneer zij een teken zien, bespotten zij het.

[37:15]

En zij zeggen: "Dit is niets dan een klaarblijkelijke tovenarij."

[37:16]

Zullen wij wanneer wij dood zijn en stof en beenderen zijn geworden, worden opgewekt?

[37:17]

En onze voorvaderen ook?"

[37:18]

Zeg: "Ja, terwijl gij vernederd zult zijn."

[37:19]

Er zal slechts één roep zijn en ziet, zij zullen beginnen te zien.

[37:20]

Dan zullen zij zeggen: "Wee ons! Dit is de Dag der vergelding."

[37:21]

(God zal zeggen:) "Dit is de Dag der Beslissing die gij placht te verloochenen.

[37:22]

Verzamelt de onrechtvaardigen, hun metgezellen en hetgeen zij aanbaden

[37:23]

Naast God. Leidt hen dan naar het pad van het Vuur;

[37:24]

Doch houdt hen staande want zij moeten worden ondervraagd."

[37:25]

Wat scheelt u dat gij elkander niet helpt?

[37:26]

Neen, op die Dag zullen zij onderworpen zijn.

[37:27]

Sommigen hunner zullen zich tot anderen wenden, elkander wederkerig ondervragend.

[37:28]

Zij zullen zeggen: "Voorwaar, gij placht ons op de goede weg tegen te houden."

[37:29]

Zij zullen antwoorden: "Neen, gij waart zelf geen gelovigen."

[37:30]

En wij hadden geen macht over u, maar gij waart een overtredend volk.

[37:31]

Nu is het woord van onze Heer omtrent ons werkelijkheid geworden. Wij zullen gewis (de straf) smaken."

[37:32]

En wij deden u dwalen omdat wij zelf in dwaling waren."

[37:33]

Waarlijk, op die Dag zullen zij allen deelgenoten zijn in de straf.

[37:34]

Zo behandelen Wij de schuldigen;

[37:35]

Voorzeker toen er tot hen werd gezegd: "Er is geen God naast God", waren zij vanmatigend.

[37:36]

En zeiden: "Zullen wij onze Goden voor die waanzinnige dichter opgeven?"

[37:37]

Neen, hij is met de Waarheid gekomen en heeft die van de (vroegere) boodschappers bevestigd.

[37:38]

Gij zult de pijnlijke straf gewis ondergaan.

[37:39]

En gij zult slechts worden vergolden voor hetgeen gij deedt.

[37:40]

Maar de uitverkoren dienaren van God.

[37:41]

Zullen een bekende voorziening ontvangen;

[37:42]

Zij zullen vruchten ontvangen, en worden geëerd,

[37:43]

In tuinen van gunsten,

[37:44]

Op rustbanken. tegenover elkander.

[37:45]

En een beker zal hun worden rondgereikt uit een stromende bron.

[37:46]

Helder, smakelijk voor de drinkenden,

[37:47]

Waardoor geen dronkenschap zal ontstaans noch zullen zij er door worden uitgeput.

[37:48]

En naast hen zullen vrouwen zijn van bescheiden blik met mooie ogen.

[37:49]

Rein, alsof zij zorgvuldig bewaarde eieren waren.

[37:50]

En enigen hunner zullen zich tot anderen wenden, elkander ondervragend.

[37:51]

Een hunner zal zeggen: "Ik had een metgezel,

[37:52]

Die placht te zeggen: "Bevestigt gij inderdaad,

[37:53]

Dat wanneer wij dood zijn en tot stof en beenderen geworden, ons inderdaad wordt vergolden?"

[37:54]

Hij zal vragen: "Wilt gij opzien?"

[37:55]

Dan zal hij kijken en hem in het midden van het Vuur zien.

[37:56]

Hij zal zeggen: "Bij God, gij deedt mij ook bijna te niet gaan."

[37:57]

En ware het niet door de gunst van mijn Heer, ik zou ook tot hen behoren die daar aanwezig zijn.

[37:58]

Zullen wij niet sterven,

[37:59]

Na onze eerste dood, noch worden gestraft?

[37:60]

Voorwaar, dit is de opperste zegepraal."

[37:61]

Laat daarom de werkers voor zo iets werken.

[37:62]

Is dit een beter onthaal of de boom van Zaqqoem?

[37:63]

Voorzeker, wij hebben deze tot een beproeving voor de onrechtvaardigen gemaakt.

[37:64]

Het is een boom die uit de bodem der hel ontspringt.

[37:65]

De trossen er van zijn als de koppen van duivels.

[37:66]

En zij zullen er zeker van eten en er hun buik mee vullen.

[37:67]

Dan zullen zij bovendien een drank van kokend water ontvangen.

[37:68]

Daarna zal hun terugkeer zeker naar het Vuur zijn.

[37:69]

Zij vonden inderdaad hun voorvaderen in dwaling.

[37:70]

En zij haastten zich in hun voetstappen voort.

[37:71]

En voorzeker dwaalden vóór hen velen der ouden.

[37:72]

En Wij hadden waarschuwers tot hen gezonden.

[37:73]

Ziet dan hoe het einde was van hen die waren gewaarschuwd.

[37:74]

Met uitzondering der uitverkoren dienaren van God.

[37:75]

Noach riep Ons aan, en hoe uitmuntend zijn Wij in het verhoren.

[37:76]

Wij redden hem en zijn familie uit de grote nood;

[37:77]

En Wji maakten zijn nakomelingen tot de overlevenden.

[37:78]

En Wij lieten voor hem onder de komende geslachten (de groet):

[37:79]

Vrede zij Noach onder de volkeren."

[37:80]

Zo belonen Wij inderdaad hen die goed doen.

[37:81]

Hij was voorzeker één Onzer gelovige dienaren.

[37:82]

Dan deden Wij de anderen verdrinken.

[37:83]

En voorwaar, tot zijn partij behoorde Abraham;

[37:84]

Toen hij tot zijn Heer kwam met een deemoedig hart;

[37:85]

En hij tot zijn vader en tot zijn volk zeide: "Wat aanbidt gij?

[37:86]

Kiest gij valse goden naast God?

[37:87]

Hoe denkt gij over de Heer der Werelden?"

[37:88]

En hij (Abraham) redetwistte over de sterren,

[37:89]

En zei: "Ik ben er ziek van."

[37:90]

En zij wendden zich van hem af en gingen weg.

[37:91]

En hij ging heimelijk tot hun goden en zeide: "Waarom eet gij niet,

[37:92]

Wat scheelt u, dat gij niet spreekt?"

[37:93]

Dan begon hij hen met de rechter hand te slaan.

[37:94]

En zij (de afgodendienaren) haastten zich naar hem toe.

[37:95]

Hij zeide: "Aanbidt gij hetgeen gij zelf hebt uitgebeeld,

[37:96]

Terwijl God u en uw handwerk heeft geschapen?"

[37:97]

Zij zeiden: "Laat ons een omheining bouwen en hem in het vuur werpen."

[37:98]

En zij hadden een komplot tegen hem gesmeed, maar Wij vernederden hen.

[37:99]

Hij zeide: "Ik ga naar mijn Heer, Die zal mij leiden.

[37:100]

Mijn Heer, schenk mij een nakomeling die goed zal zijn."

[37:101]

Dan gaven Wij hem de blijde tijding van een verdraagzame zoon.

[37:102]

En toen deze de knapenleeftijd bereikte, zeide hij: "O mijn lieve zoon, ik heb in een droom gezien, dat ik u heb te offeren. Zie, wat zegt gij daarvan?" Deze antwoordde: "O mijn vader doe zoals u bevolen is, gij zult mij, indien God het wil, zeker geduldig vinden."

[37:103]

En toen zij zich beiden aan (Gods bevel) hadden onderworpen, en hij hem plat op zijn voorhoofd had gelegd,

[37:104]

Riepen Wij hem toe: "O Abraham,

[37:105]

Gij hebt de droom reeds vervuld. Zo belonen Wij inderdaad degenen, die goed doen."

[37:106]

Dit was voorzeker een grote beproenng.

[37:107]

En Wij verlosten hem door een groot offer.

[37:108]

En Wij lieten voor hem onder de komende geslachten (de groet):

[37:109]

Vrede zij Abraham.

[37:110]

Zo belonen Wij hen die goed doen.

[37:111]

Voorwaar, hij was één Onzer gelovige dienaren.

[37:112]

Wij gaven hem het blijde nieuws van Izaäk, een profeet onder de rechtvaardigen.

[37:113]

En Wij zegenden hem en Izaäk. En er zijn er onder hun nageslacht die goed doen en anderen die zichzelf openlijk onrecht aandoen.

[37:114]

Wij bewezen inderdaad gunsten aan Mozes en Aäron.

[37:115]

En Wij redden hen beiden en hun volk uit een grote nood;

[37:116]

En Wij hielpen hen (tegen de Egyptenaren) en zij waren het die de overwinning verkregen.

[37:117]

En Wij gaven hun het duidelijke boek.

[37:118]

En leidden hen op het rechte pad.

[37:119]

Wij lieten voor hen, onder de komende geslachten (de groet):

[37:120]

Vrede zij Mozes en Aäron.

[37:121]

Voorzeker zo belonen Wij degenen die goed doen.

[37:122]

Voorwaar zij behoorden tot Onze gelovige dienaren.

[37:123]

En Elias was óók een der boodschappers

[37:124]

Toen hij tot zijn volk zeide, "Wilt gij niet godvruchtig zijn?

[37:125]

Wilt gij Baäl aanroepen en de beste Schepper verzaken,

[37:126]

God, uw Heer en de Heer uwer voorvaderen?"

[37:127]

Maar zij verloochenden hem en zij zullen zeker worden overgeleverd.

[37:128]

Met uitzondering der uitverkoren dienaren van God.

[37:129]

En Wij lieten voor hem onder de komende geslachten (de groet):

[37:130]

Vrede zij Elias.

[37:131]

Voorzeker zo belonen Wij degenen, die goed doen.

[37:132]

Voorwaar, hij was één Onzer gelovige dienaren.

[37:133]

En Lot was voorzeker óók een der boodschappers.

[37:134]

Toen Wij hem en zijn familieleden redden,

[37:135]

Met uitzoudering van zijn vrouw die tot de achterblijvenden beboorde.

[37:136]

En Wij vernietigden de anderen.

[37:137]

En gij gaat hen (de plaats waar dezen woonden) zeker ’s morgens voorbij

[37:138]

En ’s avonds. Wilt gij dan niet begrijpen?

[37:139]

En Jonas was voorzeker ook een der boodchappers.

[37:140]

Toen hij in het geladen schip vluchtte,

[37:141]

En hij lootte en werd (overboord) geworpen.

[37:142]

Een grote vis slokte hem op terwijl hij zelfverwijt had.

[37:143]

Indien hij niet behoorde tot hen die Ons verheerlijken,

[37:144]

Dan zou hij in diens buik zijn gebleven tot de Dag der Opstanding.

[37:145]

Wij wierpen hem op een kaal strand terwijl hij ziek was.

[37:146]

En Wij lieten een pompoen voor hem opgroeien.

[37:147]

En Wij zonden hem als boodschapper tot honderdduizend of meer mensen.

[37:148]

En zij geloofden, daarom gaven Wij hun voor een korte tijd de voorziening (van dit leven).

[37:149]

Vraag hun nu of hun Heer dochters heeft terwijl zij zonen hebben?

[37:150]

Hebben Wij de engelen als vrouwelijke wezens geschapen, terwijl zij getuigen waren?

[37:151]

Welnu, door hun verzinsel zeggen zij:

[37:152]

God heeft verwekt. Maar zij zijn stellig leugenaars.

[37:153]

Heeft Hij dochters gekozen boven zonen?

[37:154]

Wat scheelt u? Hoe oordeelt gij?

[37:155]

Wilt gij dan niet nadenken?

[37:156]

Of hebt gij een duidelijk bewijs?

[37:157]

Toont dan uw Boek, indien gij waarachtig zijt."

[37:158]

En zij beweren een bloedverwantschap tussen Hem en de djinn, terwijl de djinn zeer goed weten, dat zij voor Hem zullen worden gebracht.

[37:159]

Verheven is God boven hetgeen zij zeggen.

[37:160]

Met uitzondering van de uitverkoren dienaren van God.

[37:161]

Voorwaar, gij en wat gij aanbidt,

[37:162]

Gij kunt niemand verleiden tegen Hem.

[37:163]

Behalve hem die het Vuur zal binnengaan.

[37:164]

En er is niet één onzer of hij heeft een vaste plaats.

[37:165]

Waarlijk wij zijn degenen die in rijen gerangschikt zijn.

[37:166]

En voorzeker wij verheerlijken (God).

[37:167]

En zij plachten te zeggen:

[37:168]

Als wij een vermaning hadden gehad van de ouden.

[37:169]

Zouden wij zeker God’s uitverkoren dienaren zijn geworden."

[37:170]

Toch verwerpen zij deze, maar zij zullen het weldra te weten komen.

[37:171]

En waarlijk, Ons woord aangaande Onze dienaren, de boodschappers, is reeds uitgesproken.

[37:172]

Voorzeker, zij zijn het die geholpen zullen worden.

[37:173]

En Onze schare is gewis overwinnaar.

[37:174]

Wend u daarom voor een wijle van hen af.

[37:175]

En sla hen gade; want zij zullen het weldra inzien

[37:176]

Willen zij dan Onze straf verhaasten?

[37:177]

Maar wanneer deze op hun land nederdaalt zal de dag slecht zijn voor degenen, die werden gewaarschuwd.

[37:178]

Wend u daarom voor een wijle van hen af.

[37:179]

En let op, zij zullen het weldra inzien.

[37:180]

Verheven is uw Heer, de Heer van Roem en Macht, boven hetgeen zij zeggen!

[37:181]

En vrede zij de boodschappers!

[37:182]

En alle roem behoort aan God, de Heer der Werelden.

 

Saad

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[38:1]

Saad. Bij de Koran vol van aanzien.

[38:2]

Maar de ongelovigen zijn in valse trots en strijd.

[38:3]

Hoevele geslachten hebben Wij vernietigd vóór hen! Zij schreeuwden het uit, toen er voor ontkomen geen tijd meer was.

[38:4]

En dezen verwonderen zich, omdat een waarschuwer uit hun midden tot hen is gekomen; en de ongelovigen zeggen. "Dit is een tovenaar en een leugenaar.

[38:5]

Heeft hij van vele Goden één God gemaakt? Dit is voorzeker iets eigenaardigs."

[38:6]

En de leiders onder hen zeggen: "Gaat voort en houdt u aan uw Goden. Dit is voorzeker gewenst.

[38:7]

Wij hebben hieromtrent in de laatste godsdienst niets gehoord. Dit is niets anders dan een verzinsel.

[38:8]

Aan hem is onder ons de vermaning gezonden?" Neen, zij twijfelen aan Mijn vermaning, zij hebben Mijn straf nog niet ondergaan.

[38:9]

Bezitten zij de schatten der barmhartigheid van uw Heer, de Machtige, de Milddadige?

[38:10]

Of is het koninkrijk der hemelen en der aarde en alles wat er tussen is van hen? Laat hen dan hun middelen vermeerderen.

[38:11]

Zij zijn een leger van bondgenoten dat zal worden verslagen.

[38:12]

Vóór hen loochende het volk van Noach, en Aad en Pharao - de heer der scharen -

[38:13]

En de Samoed, en het volk van Lot, e: en de woudbewoners; dezen waren bond genoten.

[38:14]

Allen verloochenden de boodschappers, daarom werd Mijn straf verwerkelijkt.

[38:15]

En dezen wachten slechts op een enkele roep waarvoor geen uitstel zal zijn.

[38:16]

Zij zeggen: "Onze Heer, geef ons spoedig ons deel vóór de Dag der Afrekening."

[38:17]

Verdraag hetgeen zij zeggen en gedenk onze dienaar David, heer van macht; voorzeker hij was altijd tot God geneigd.

[38:18]

Wij onderwierpen de bergen om met hem (God) te verheerlijken bij avond en ochtend.

[38:19]

En de vogelen die tezamen verzameld waren, waren hem allen gehoorzaam.

[38:20]

En Wij versterkten zijn koninkrijk en gaven hem wijsheid en een beslissend oordeel.

[38:21]

En heeft het verhaal van de tegenstanders u bereikt? Hoe zij over de muur van zijn kamer klommen;

[38:22]

Hoe zij bij David binnenkwamen en hij hen vreesde. Zij zeiden: "Vrees niet, wij zijn twee procesvoerders, waarvan de ene de ander onrecht heeft aangedaan; spreek daarom recht tussen ons in waarheid en handel niet onrechtvaardig en leid ons naar het rechte pad."

[38:23]

Deze is mijn broeder; hij heeft negen en negentig ooien, en ik heb maar één ooi. Toch zegt hij: ’Geef haar aan mij’ en hij was mij in het dispuut de baas.

[38:24]

David zeide: "Voorzeker, hij heeft u onrecht aangedaan door uw ooi te eisen naast zijn eigen ooien. En voorzeker, vele der mededingers doen elkaar onrecht aan, met uitzondering van hen, die geloven en goede werken doen: en zij zijn slechts weinigen." En David bemerkte, dat Wij hem hadden beproefd, daarom vroeg hij om vergiffenis van zijn Heer en zich tot Hem wendend, viel hij in gebed neder.

[38:25]

Daarom gaven Wij hem bescherming en inderdaad had hij een dichte toenadering en een voortreffelijk toevlucht tot Ons.

[38:26]

(Wij zeiden): "O David, Wij hebben u als stedehouder op aarde aangewezen, spreek daarom recht over de mensen naar waarheid en volg (hun) begeerten niet, anders zullen zij u van de weg van God afleiden." Degenen, die van de weg van God afdwalen zullen gewis een strenge straf ontvangen, omdat zij de Dag des Oordeels vergeten.

[38:27]

En Wij hebben de hemelen en de aarde en alles wat er tussen is niet tevergeefs geschapen - Dat is het vermoeden der ongelovigen. En wee de ongelovigen vanwege het Vuur.

[38:28]

Zullen Wij degenen, die geloven en goede werken doen op dezelfde wijze behandelen als de onheilstichters op aarde of moeten Wij de godvruchtigen en de bozen gelijk stellen?

[38:29]

Het Boek dat Wij aan u hebben geopenbaard is vol van zegeningen, laat hen dus over zijn verzen nadenken en laat de verstandigen er lering uit trekken.

[38:30]

En aan David schonken Wij Salomo; een voortreffelijke dienaar, die altijd (tot Ons) geneigd was.

[38:31]

Herinnert u, toen er renpaarden van het edelste ras en vlug ter been op een avond voor hem werden gebracht,

[38:32]

Dat hij zeide: "Ik houd van goede dingen vanwege de gedachtenis aan mijn Heer." Toen zij (de zon) door een sluier verborgen waren, zei hij:

[38:33]

Brengt ze naar mij terug. Toen begon hij ze over hun benen en nek te strijken.

[38:34]

Voorzeker Wij beproefden Salomo en op zijn troon zetten Wij een zielloos lichaam. En hij (Salomo) wendde zich tot (God).

[38:35]

En zeide: "O mijn Heer, vergeef mij, en schenk mij een koninkrijk hetwelk na mij voor niemand anders is; zeker, Gij zijt de Milddadige."

[38:36]

Wij onderwierpen de wind aan hem, die op zijn gebod zachtjes waaide waarheen hij wilde,

[38:37]

En deskundigen en allerlei bouwers en duikers,

[38:38]

Alsook anderen, die met ketenen geboeid waren.

[38:39]

Wij zeiden: "Dit is Onze gave. Wees vrijgevig of spaarzaam, er zal daarover geen oordeel zjin."

[38:40]

En hij had inderdaad een dichte toenadering tot Ons en een voortreffelijke toevlucht.

[38:41]

Herinnert u Onze dienaar Job, toen hij tot zijn Heer riep: "Satan heeft mij met kommer en smart geslagen."

[38:42]

Wij zeiden: "Spoor uw rijdier met uw voet aan, hier is koel water om u er mee te wassen en ook om te drinken."

[38:43]

Wij schonken hem zijn familie en evenveel bovendien, als een barmhartigheid van Ons en als les voor mensen van begrip.

[38:44]

(En Wij zeiden:) "Neem een handvol gedroogde stengels in uw hand en sla er mee, en breek uw eed niet." Wij vonden hem standvastig. Hij was een voortreffelijke dienaar en altijd tot Ons geneigd.

[38:45]

En gedenk Onze dienaren Abraham, Izaak en Jacob, de bezitters van macht en inzicht.

[38:46]

Wij verkozen hen in het bijzonder - ter vormaning betreffende het laatste tehuis.

[38:47]

En waarlijk, zij zijn in Onze ogen de uitverkorenen en de goeden.

[38:48]

En gedenk Ismaël, Eliza en Zolkifl; zij behoren allen tot de besten.

[38:49]

Dit is een aanmaning. En voor de godvruchtigen zal zeker een voortreffelijke toevlucht zijn.

[38:50]

Tuinen der eeuwigheid met de poorten wijd voor hen open;

[38:51]

Op tronen rustend zullen zij daarin om overvloedig vruchten en drank roepen.

[38:52]

En bij hen zullen vrouwen zijn, die haar blikken weerhouden, metgezellen van gelijke leeftijd.

[38:53]

Dit is hetgeen u beloofd is voor de Dag des Oordeels.

[38:54]

Voorwaar dit is Onze voorziening die nooit uitgeput zal zijn.

[38:55]

Dit is (voor de gelovigen). Maar voor de opstandigen zal er een slechte plaats van terugkeer zijn.

[38:56]

De hel! daarin zullen zij branden, het is een slechte rustplaats,

[38:57]

Deze! Laat hen daarom een kokende en een ijskoude drank proeven.

[38:58]

En meer dergelijke van verschillende soorten.

[38:59]

Hier is een groep van uw volgelingen die er samen met u ingestort zal worden. (Zij zullen zeggen:) "Geen welkom voor hen, zij moeten in het Vuur branden."

[38:60]

Zij zullen antwoorden: "Wee, gij zijt het, voor wie geen welkom is. Gij hebt dit voor ons bereid. En het is een slechte plaats!"

[38:61]

Zij zullen zeggen: "Onze Heer, wie dit voor ons bereid heeft, voeg hem een dubbele straf in het Vuur toe."

[38:62]

En zij zullen zeggen: "Hoe komt het dat wij de mensen die wij onder de bozen rekenden, niet meer zien?"

[38:63]

Hebben wij hen ten onrechte bespot of zien onze ogen hen niet?

[38:64]

Voorzeker, het onderlinge redetwisten van de mensen in het Vuur is de waarheid.

[38:65]

Zeg: "Ik ben slechts een waarschuwer; en er is geen God naast God, de Ene, de Onweerstaanbare;

[38:66]

De Heer van de hemelen en de aarde, en alles wat er tussen is, de Machtige, de Vergevensgezinde.

[38:67]

Zeg: "Het is een belangrijke mededeling,

[38:68]

Doch gij wendt u er van af.

[38:69]

Ik heb geen kennis van de verheven vergadering toen zij onderling redetwistten,

[38:70]

Slechts dit is aan mij geopenbaard dat ik een duidelijke waarschuwer ben."

[38:71]

Toen uw Heer tot de engelen zeide: "Ik ga de mens uit klei scheppen,

[38:72]

En wanneer Ik hem heb gevormd en hem van Mijn geest heb ingeademd, werpt u dan in gehoorzaamheid voor hem neder.

[38:73]

Derhalve vielen alle engelen neder,

[38:74]

Doch Iblies niet, hij toonde hoogmoed en behoorde tot de ongelovigen.

[38:75]

God zeide: "O Iblies, wat heeft u verhinderd te buigen voor hem, die Ik met Mijn Hand heb geschapen? Zijt gij te trots of behoort gij tot de (hoog) verhevenen?"

[38:76]

Hij zeide: "Ik ben beter dan hij, Gij hebt mij uit vuur en hem uit klei geschapen."

[38:77]

God zeide: "Ga dan hier vandaan, voorzeker gij zijt de verworpene.

[38:78]

En Mijn vloek zal op u rusten tot de Dag des Oordeels."

[38:79]

Hij zeide: "O mijn Heer, vergun mij dan uitstel tot de Dag waarop zij zullen worden opgewekt."

[38:80]

God zeide: "U wordt uitstel verleend,

[38:81]

Tot de Dag van de bepaalde tijd."

[38:82]

Hij zeide: "Bij Uw eer, ik zal hen allen zeker doen dwalen,

[38:83]

Behalve Uw oprechte dienaren."

[38:84]

God zeide: "Dit is de waarheid en Ik zeg de waarheid,

[38:85]

Dat Ik de hel zeker met u en allen die u volgen, zal vullen."

[38:86]

Zeg: "Ik vraag u er geen loon voor, noch breng ik u in moeilijkheden.

[38:87]

Dit is slechts een vermaning voor de werelden.

[38:88]

En na een wijle zult gij de tijding er van te weten komen."

 

De groepen

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[39:1]

De openbaring van dit Boek is van God, de Almachtige, de Alwijze.

[39:2]

Voorwaar, Wij hebben u het Boek met waarheid geopenbaard; aanbid daarom God, oprecht zijnde jegens Hem in onderwerping.

[39:3]

Ziet, aan God alleen komt oprechte gehoorzaamheid toe. En degenen, die naast Hem anderen als beschermers nemen, zeggende: "Wij aanbidden dezen slechts opdat zij ons in God’s nabijheid brengen." Voorzeker, God zal onder hen uitspraak doen betreffende datgene waarin zij verschillen. Voorwaar, God leidt een ondankbare leugenaar niet.

[39:4]

Had God een zoon begeerd dan zou Hij uit wat Hij geschapen heeft kunnen nemen, wie Hij wilde. Heilig is Hij. Hij is God, de Ene, de Opperste.

[39:5]

Hij schiep de hemelen en de aarde in waarheid. Hij doet de nacht over de dag komen, en de dag over de nacht; en Hij heeft de zon en de maan in dienst gesteld; elk loopt een vaste baan. Voorzeker, Hij is de Almachtige, de Vergevensgezinde.

[39:6]

Hij schiep u uit één ziel, dan maakte Hij daaruit echtgenoten; en Hij zond voor u acht stuks vee in paren neder. Hij vormde u in de baarmoeder van uw moeder, schepping naast schepping, in drievoudige duisternis. Zo is God uw Heer, van Hem is het koninkrijk. Er is geen God naast Hem. Waardoor wordt gij dan afgeleid?

[39:7]

Indien gij ondankbaar zijt; Allan is zeker onafhankelijk van u. Maar Hij houdt niet van ondankbaarheid onder Zijn dienaren. En als gij dankbaar zijt, zal Hij in u behagen hebben - En geen lastdragende kan de last van een ander dragen - Dan is uw terugkeer tot uw Heer: en Hij zal u mededelen wat gij deedt. Zeker, Hij weet goed wat in uw innerlijk is.

[39:8]

Wanneer een mens wordt benadeeld, roept hij zijn Heer aan, zich tot Hem wendend. Dan, wanneer Hij hem een gunst bewijst van Zichzelf, vergeet de mens waarvoor hij eerst (God) aanriep en stelt medegoden naast God, om de mensen van Zijn weg af te leiden. Zeg: "Geniet door uw ongeloof voor een wijle, gij behoort zeker tot de bewoners van het Vuur."

[39:9]

Is hij, die God vereert in de uren der nacht, nederknielende en staande, die voor het Hiernamaals vreest en hoopt op de barmhartigheid van zijn Heer. Zeg: "Zijn zij die weten gelijk aan hen die niet weten?" Maar alleen de verstandigen trekken er lering uit.

[39:10]

Zeg: "O, Mijn gelovige dienaren, vreest uw Heer." Voor hen, die in dit leven goed doen, is het goede. En God’s aarde is ruim. Voorwaar, aan de standvastigen zal hun beloning zonder berekening worden uitbetaald.

[39:11]

Zeg: "Het is mij bevolen God te aanbidden oprecht zijnde in onderwerping aan Hem.

[39:12]

En mij is bevolen de eerste der Moslims te zijn."

[39:13]

Zeg: "Indien ik mijn Heer niet gehoorzaam, vrees ik de straf van de grote Dag."

[39:14]

Zeg: "God is het Die ik aanbid, oprecht zijnde in gehoorzaamheid tot Hem."

[39:15]

Zeg: "Aanbidt wie gij wilt buiten Hem. Op de Dag der Opstanding zullen zij de verliezers zijn, die zichzelf en hun familie hebben benadeeld." Ziet toe, dit is het duidelijke verlies.

[39:16]

Zij zullen lagen van Vuur over en onder zich hebben. Hiertegen waarschuwt God Zijn dienaren: "O Mijn dienaren, vreest Mij derhalve."

[39:17]

En zij die vermijden valse goden te aanbidden, en zich tot God wenden - voor hen zijn er blijde tijdingen. Daarom geef blijde tijding aan Mijn dienaren,

[39:18]

Die naar het Woord luisteren en dit het best naleven. Zij zijn het die God geleid heeft, en zij zijn de verstandigen.

[39:19]

Kunt gij hem, tegen wie de uitspraak van straf is bevestigd, en die in het Vuur is redden?

[39:20]

Maar voor hen die hun Heer vrezen zijn woningen boven elkaar gebouwd, waaronder rivieren stromen. Dit is God’s belofte en God breekt Zijn belofte niet.

[39:21]

Hebt gij niet gezien, dat God water van de hemel nederzendt en het in de aarde doet binnendringen tot (het vormen van) bronnen? Ook worden er oogsten voortgebracht, die in hun kleuren variëren. Daarna drogen deze uit en gij ziet ze geel worden; dan doet Hij ze in stukken breken. Voorwaar daarin is een les voor de mensen van begrip.

[39:22]

Hij wiens hart God voor de Islam heeft verruimd, is in het licht van zijn Heer. Wee dan degenen, wier hart verhard is bij de gedachtenis aan God! Waarlijk, zij verkeren klaarblijkelijk in dwaling.

[39:23]

God heeft de beste verkondiging geopenbaard, een Boek (de Koran), overeenkomstig met zichzelf, vaak herhalend (vermaningen) waarbij de huid van hen die hun Heer vrezen ineenkrimpt, daarna ontspant zich hun huid en hun hart wordt zacht bij de gedachte aan God. Dit is de leiding van God, Hij leidt daarmee wie Hij wil. En wie God laat dwalen, zal geen leider hebben.

[39:24]

Is (deze beter) die voor zijn persoon bescherming zoekt op de Dag der Opstanding voor de vreselijke straf? - terwijl tot de onrechtvaardigen zal worden gezegd: "Ondergaat (nu) wat gij verdiendet."

[39:25]

Ook degenen die vóór hen waren, verloochenden, daarom kwam de straf over hen zonder dat zij bemerkten van waar.

[39:26]

En God vernederde hen in het leven dezer wereld; doch de straf van het Hiernamaals zal zeker groter zijn. Als zij slechts wisten!

[39:27]

En voorzeker, Wij hebben allerlei gelijkenissen voor de mensen in deze Koran vermeld, opdat zij er lering uit trekken.

[39:28]

Dit is een duidelijke verkondiging zonder afwijking opdat men godvruchtig moge worden.

[39:29]

God geeft een gelijkenis; een man die aan meer aanspraak-hebbenden toebehoort, die het met elkander oneens zijn, en een man die geheel aan één man toebehoort. Zijn zij beiden in dezelfde toestand? Alle roem behoort aan God. Maar de meesten onder hen begrijpen dit niet.

[39:30]

Waarlijk gij zult sterven en zij zullen ook sterven.

[39:31]

Dan zult gij op de Dag der Opstanding met elkander redetwisten in het bijzijn van uw Heer.