Part 15

 

De nachtelijke tocht, de kinderen van Israel

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[17:1]

Heilig is Hij Die Zijn dienaar bij nacht voerde van de Heilige Moskee naar de Verre Moskee welker omgeving Wij hebben gezegend, opdat Wij hem enkele Onzer tekenen zouden tonen. Voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alziende.

[17:2]

Wij gaven Mozes het Boek en maakten het tot een richtsnoer voor de kinderen van Israël, zeggende: "Neemt niemand buiten Mij als Voogd."

[17:3]

O, nageslacht dergenen die Wij met Noach (in de Ark) droegen! Hij was inderdaad een dankbare dienaar.

[17:4]

En Wij maakten aan de kinderen van Israël in het Boek bekend: "Voorwaar, tweemaal zult je op de aarde verderf teweeg brengen en voorzeker zul je uitermate aanmatigend worden."

[17:5]

Toen dan ook de tijd voor de eerste van de twee bedreigingen kwam, zonden Wij Onze dienaren, toegerust met grote macht tegen u uit, die de huizen binnendrongen; dit was een belofte die in vervulling ging.

[17:6]

Nadien gaven Wij u macht over hen en Wij hielpen u met rijkdommen en kinderen, en maakten u groter in getal.

[17:7]

(Zeggende) "Indien je goed doet, doe je goed voor uzelf; en indien je kwaad doet, is het tegen uzelf. En toen de tijd was gekomen voor de tweede (bedreiging), zonden Wij (andere volkeren) om u met schande te treffen zodat zij de Moskee zouden binnendringen zoals zij er de eerste keer binnen gingen om alles wat zij veroverd hadden te verwoesten."

[17:8]

Het kan zijn dat uw Heer u barmhartigheid zal tonen; doch indien je terugkeert, zullen Wij ook terugkeren en Wij hebben de hel tot een kerker voor de ongelovigen gemaakt.

[17:9]

Voorzeker, deze Koran voert tot datgene wat juist is; en geeft aan gelovigen die goede werken verrichten de blijde tijding, dat zij een grote beloning zullen ontvangen.

[17:10]

En dat Wij voor degenen die niet geloven in het Hiernamaals een smartelijke straf zullen bereiden.

[17:11]

De mens vraagt om het kwade gelijk hij om het goede vraagt; en de mens is haastig.

[17:12]

En Wij hebben de nacht en de dag gemaakt tot twee tekenen, het teken van de nacht hebben Wij donker en het teken van de dag hebben Wij licht gemaakt, opdat je overvloed mag zoeken van uw Heer en opdat je de jaren kunt tellen en (de tijd kunt) berekenen. En Wij hebben alles duidelijk verklaard.

[17:13]

En de werken van ieder mens hebben Wij om zijn hals gehangen; en op de Dag der Verrijzenis zullen Wij voor hem een boek brengen en hij zal het opengeslagen zien.

[17:14]

Lees het boek. Uw eigen ziel is op deze dag als rekenaar tegen uzelf voldoende.

[17:15]

Degene die de rechte weg volgt, volgt deze slechts voor zijn eigen heil en hij die dwaalt, dwaalt alleen tegen zichzelf. En geen lastdrager zal de last dragen van een ander. En Wij straffen nimmer voordat Wij een boodschapper hebben gezonden.

[17:16]

En wanneer Wij Ons voornemen een stad te verwoesten, zenden Wij Ons gebod tot haar machthebbers, maar zij overtreden dit, derhalve wordt de verordening tegen haar van kracht, en verwoesten Wij haar geheel.

[17:17]

Hoevele geslachten hebben Wij niet verdelgd na Noach! Voldoende kent en ziet uw Heer de zonden van Zijn dienaren.

[17:18]

Voor een ieder die het wereldse verkiest haasten Wij ons het te verschaffen aan wie Wij willen en wat Wij willen, daarna kennen Wij hem de hel toe waarin hij zal branden, vernederd en verworpen.

[17:19]

En een ieder die het Hiernamaals begeert en er naar streeft zoals er naar gestreefd behoort te worden terwijl hij een gelovige is, deze is het wiens streven zal worden beloond.

[17:20]

Aan iedereen - zowel aan dezen als genen - verstrekken Wij onze gaven. De gaven van uw Heer zijn niet beperkt.

[17:21]

Zie, hoe Wij sommigen hunner hebben doen uitblinken boven anderen; voorwaar, het Hiernamaals is groter in waardigheid en uitmuntendheid.

[17:22]

Stel geen andere god naast God, anders zul je vernederd en verlaten neerzitten.

[17:23]

Uw Heer heeft u bevolen, zeggende: "Aanbidt niemand anders dan Mij en betoont vriendelijkheid jegens de ouders. Indien één hunner bij u een hoge leeftijd bereikt of beiden doen dit, zeg dan nimmer tot hen "Foei" noch stoot hen af, doch spreek tot hen een welgevallig woord.

[17:24]

En wees teer voor hen in erbarming. En zeg: "Mijn Heer, ontferm u over hen daar zij mij opvoedden toen ik jong was."

[17:25]

Uw Heer weet het best, wat in uw gedachten is; indien je goed bent dan voorwaar is Hij Vergevensgezind jegens degenen die zich bekeren.

[17:26]

Geef de verwanten, de armen en de reiziger het hun toekomende, maar verkwist niet.

[17:27]

Voorwaar, de verkwisters zijn de broeders der duivelen en de duivel is ondankbaar jegens zijn Heer.

[17:28]

En indien jij je van hen afwendt zoekende de barmhartigheid van uw Heer waarop je hoopt, spreek tot hen een vriendelijk woord.

[17:29]

En houd uw hand niet op uw zak, noch open haar al te wijd, anders zul je neerzitten in zelfverwijt en spijt.

[17:30]

Voorwaar, uw Heer vergroot en beperkt het levensonderhoud voor wie het Hem behaagt. Voorzeker Hij kent en ziet Zijn dienaren goed.

[17:31]

En doodt uw kinderen niet uit vrees voor armoede. Wij zijn het die in hun behoeften en in de uwe voorzien. Voorwaar, hen te doden is een grote zonde.

[17:32]

En houdt u verre van overspel; want het is een afschuwelijke zaak en een slechte weg.

[17:33]

En doodt niemand die God heilig heeft verklaard, tenzij het met recht geschiedt. En wie onrechtvaardig is gedood, aan diens erfgenaam hebben Wij zeker gezag verleend, doch laat hem bij het doden niet buitensporig zijn, want hij wordt (door de wet) gesteund.

[17:34]

En raakt het eigendom van de wees niet aan dan op de beste wijze tot hij zijn meerderjarigheid heeft bereikt. En vervult het verbond; want je zult omtrent het verbond worden ondervraagd.

[17:35]

En geeft volle maat wanneer je meet en weegt met een zuivere weegschaal; dat is goed en uiteindelijk het beste.

[17:36]

En volgt niet datgene waarvan je geen kennis bezit. Voorwaar, het oor, oog en het hart - al deze zullen worden ondervraagd.

[17:37]

En wandel niet hoogmoedig op aarde rond want je kunt de aarde niet doen splijten, noch kun je de bergen in hoogte evenaren.

[17:38]

Het kwade van dit alles is verwerpelijk in de ogen van uw Heer.

[17:39]

Dit is hetgeen uw Heer u van de wijsheid heeft geopenbaard. En stel naast God geen andere god aan, anders zul je in zelfverwijt verworpen in de Hel terechtkomen.

[17:40]

Heeft dan uw Heer u bevoorrecht met zonen en Zelf dochters gekozen uit het midden der engelen? Voorzeker je spreekt een groot woord.

[17:41]

Wij hebben het in deze Koran herhaaldelijk uiteengezet, opdat zij er lering uit zouden trekken, doch dit doet hen slechts in afkeer toenemen.

[17:42]

Zeg: "Waren er zoals je zegt andere goden met Hem geweest, dan zouden dezen ongetwijfeld een weg hebben gezocht naar de Heer van de Troon.

[17:43]

Heilig is Hij, hoog verheven, boven hetgeen zij zeggen.

[17:44]

De zeven hemelen en de aarde en degenen die daarin vertoeven prijzen Zijn heerlijkheid. En daar is niets dat Hem niet met de lof die Hem toekomt verheerlijkt; doch je begrijpt hun verheerlijking niet. Voorwaar, Hij is Verdraagzaam, Vergevensgezind.

[17:45]

En wanneer je de Koran voorleest, plaatsen Wij tussen u en degenen die niet in het Hiernamaals geloven een verborgen sluier;

[17:46]

En Wij leggen een bedekking over hun hart en doofheid in hun oren zodat zij het niet kunnen begrijpen. En wanneer je in de Koran uw Heer - de Enige - noemt, wenden zij u in afkeer de rug toe.

[17:47]

Wij weten het best waar zij op letten terwijl zij naar u luisteren, en wanneer zij in het geheim beraadslagen en wanneer de onrechtvaardigen zeggen: "Gij volgt slechts een betoverd man."

[17:48]

Zie, wat voor gelijkenissen zij over u vertellen; zij zijn zelf afgedwaald en kunnen de weg niet meer vinden.

[17:49]

En zij zeggen: "Zullen wij, wanneer wij tot beenderen en stof vergaan zijn, werkelijk als een nieuwe schepping worden opgewekt?"

[17:50]

Zeg: "Weest steen of ijzer,"

[17:51]

Of een andere schepping die naar uw gedachte het moeilijkst, is. Dan zullen zij zeggen: "Zeg, wie zal ons dan doen herleven?" Zeg: "Hij Die u de eerste maal heeft geschapen." Dan zullen zij het hoofd schudden tegen u en vragen: "Wanneer zal dit geschieden?" Zeg, "Waarschijnlijk is het nabij."

[17:52]

De Dag waarop Hij u zal roepen zult je Hem met de lof die Hem toekomt antwoorden en je zult denken dat je slechts een korte wijle hebt vertoefd.

[17:53]

En zeg tot Mijn dienaren dat zij spreken wat het beste is. Voorwaar, Satan sticht onenigheid onder hen. Voorwaar, Satan is de mens een verklaarde vijand.

[17:54]

Uw Heer kent u het best. Indien het Hem behaagt zal Hij u barmhartigheid tonen of straffen, maar Wij hebben U niet als voogd over hen gezonden.

[17:55]

En uw Heer kent het best al hetgeen in de hemelen en op aarde is. En Wij hebben sommige profeten boven de anderen doen uitmunten en aan David hebben Wij Zaboer (de Psalmen) geschonken.

[17:56]

Zeg, "Roept degenen aan die gij u naast Hem inbeeldt; maar dezen hebben geen macht om het kwaad van u te verwijderen, of het te veranderen."

[17:57]

Zij roepen zelf hun Heer aan, Zijn nabijheid zoekend, zelfs de meest nabijzijnden, op Zijn barmhartigheid hopend en Zijn straf vrezend. Voorwaar, de straf van uw Heer dient te worden gevrees??.

[17:58]

Er is geen stad of Wij zullen die voor de Dag der Opstanding verdelgen of streng straffen. Dit staat in het Boek geschreven.

[17:59]

En niets weerhoudt Ons van het zenden van tekenen, behalve dat de vroegere volkeren ze hebben verloochend. En Wij gaven aan de Samoed de kamelin als een zichtbaar teken doch zij deden haar kwaad; Wij zenden slechts tekenen om te waarschuwen.

[17:60]

En toen Wij tot u zeiden: "Voorzeker, uw Heer heeft het volk in Zijn hand." Wij gaven het visioen dat Wij u toonden slechts als een beproeving voor de mensen, evenals de gevloekte boom in de Koran. En Wij waarschuwen hen, doch het doet hen slechts in grotere overtreding toenemen.

[17:61]

En toen Wij tot de engelen zeiden: "Betuigt eer aan Adam," betuigden zij eer, behalve Iblies. Hij zeide: "Moet ik mij ter aarde werpen voor iemand die Gij geschapen hebt uit klei?"

[17:62]

En hij zeide: "Hebt Gij hem boven mij geëerd? Indien Gij mij tot de Dag der Opstanding uitstel verleent, zal ik voorzeker zijn nakomelingen mij doen volgen, op enkelen na."

[17:63]

Hij zeide: "Ga heen! en wie onder hen u zal volgen, de hel zal voorwaar een ruime vergelding voor u allen zijn."

[17:64]

En bekoor met uw stem wie je kunt en spoor uw ruiterij en uw voetvolk tegen hen aan en wees hun deelgenoot in hun weelde en hun kinderen, en doe hun beloften, - maar Satan geeft slechts bedriegelijk beloften -

[17:65]

Voorzeker over Mijn dienaren zult je geen macht hebben. En voldoende is uw Heer als Beschermer.

[17:66]

Uw Heer is Hij Die de schepen voor u over de zee stuwt, opdat je Zijn overvloed moogt zoeken. Voorwaar, Hij is Genadig jegens u.

[17:67]

En indien een ongeluk op zee u treft, verdwijnen u degenen die je aanroept, behalve Hij. Doch wanneer Hij u veilig aan land brengt wendt jij je af. Want de mens is zeer ondankbaar.

[17:68]

Voel jij je er dan veilig voor, dat Hij u zal verdelgen op het land of dat Hij een hevige storm tegen u zal doen opkomen? Gij zult dan voor u geen beschermer vinden.

[17:69]

Of weet je dan zo zeker dat Hij u daarin niet voor de tweede maal zal terugzenden en dan een stormwind tegen u doen opkomen en u verdrinken wegens uw ongeloof, zodat je daarin geen helper voor u tegen Ons zult vinden?

[17:70]

En inderdaad hebben Wij de kinderen van Adam geëerd en hen gedragen over land en zee, en hun van het goede gegeven en hen verheven boven velen dergenen die Wij hebben geschapen.

[17:71]

(Gedenk) de Dag waarop Wij elk volk met zijn leider zullen oproepen. Zij die hun boek in de rechter hand ontvangen, zullen hun boek lezen en hen zal geen onrecht worden aangedaan.

[17:72]

Maar wie blind is geweest in deze wereld zal blind zijn in het Hiernamaals; hij is ver afgedwaald van de rechte weg.

[17:73]

En voorzeker zij zouden u (de profeet) willen afleiden van hetgeen Wij u hebben geopenbaard, opdat je iets anders over Ons mocht verzinnen; dan zouden zij u zeker tot vriend hebben genomen.

[17:74]

En indien Wij u niet hadden gesterkt zou je aan hen een weinig gehoor gegeven hebben.

[17:75]

Dan zouden Wij u een dubbele straf in dit leven en in het Hiernamaals hebben doen ondergaan en je zou voor jezelf geen helper tegen Ons hebben kunnen vinden.

[17:76]

Zij trachten u, door u vrees in te boezemen, uit het land te verdrijven; dan zullen zij daarna (na uw vertrek) nog slechts korte tijd in rust blijven.

[17:77]

(Dit was Onze) handelwijze met Onze boodschappers die Wij vóór u zonden; en je zult geen verandering vinden in Onze wijze van handelen.

[17:78]

Houd het gebed bij het verbleken van de zon tot aan het donker van de nacht; en het reciteren bij de dageraad. Voorwaar, van het reciteren bij de dageraad wordt getuigd.

[17:79]

Blijf gedurende een deel van de nacht vrijwillig wakker (voor het gebed). Waarschijnlijk zal uw Heer u een verheven rang verschaffen.

[17:80]

En zeg: "O mijn Heer, laat mijn intrede een goede intrede en mijn uitgang een goede uitgang zijn. En schenk,mij van U een gezag dat tot hulp zou kunnen strekken."

[17:81]

En zeg: "Waarheid is gekomen en leugen is verdwenen. En de leugen is inderdaad onderhevig om te verdwijnen.

[17:82]

En van de Koran openbaren Wij hetgeen een geneesmiddel en een genade is voor de gelovigen; doch voor de onrechtvaardigen vergroot het slechts het verlies.

[17:83]

En wanneer Wij de mens gunsten bewijzen wendt hij zich af en gaat terzijde en wanneer kwaad hem achterhaalt wordt hij wanhopig.

[17:84]

Zeg: "Ieder handelt op zijn eigen wijze maar uw Heer weet het goed, wie op het rechte pad het best zijn geleid."

[17:85]

En zij stellen u vragen betreffende de Geest. Zeg: "De Geest is op bevel van mijn Heer: en er is u slechts een weinig kennis van gegeven."

[17:86]

En als Wij wilden, zouden Wij hetgeen Wij u hebben geopenbaard zeker weg kunnen nemen, dan zou je daarin tegen Ons geen helper vinden;

[17:87]

Doch (dit is) een barmhartigheid van uw Heer, voorwaar, Zijn genade jegens u is groot.

[17:88]

Zeg: "Indien de mens en de djinn samenspannen, teneinde het gelijke van deze Koran voort te brengen, zullen zij het gelijke daarvan niet kunnen voortbrengen ook al zouden zij elkanders helpers zijn."

[17:89]

En voorzeker Wij hebben voor de mensen in deze Koran allerlei gelijkenissen herhaaldelijk vermeld, doch de meeste mensen tonen slechts ondankbaarheid.

[17:90]

En zij zeggen: "Wij zullen in u stellig niet geloven voordat je voor ons een bron doet ontspringen aan de aarde."

[17:91]

Of tenzij je een tuin hebt met dadelpalmen en wijnranken en in het midden daarvan stromen doet vloeien.

[17:92]

Of tenzij je de hemel in stukken op ons doet nedervallen zoals je hebt beweerd of tenzij je God en de engelen vóór ons brengt.

[17:93]

Of tenzij je een huis hebt van goud, of tenzij je ten hemel stijgt, maar wij zullen in uw hemelvaart niet geloven tenzij je ons een boek neerzendt dat wij kunnen lezen. Zeg: "Glorie zij mijn Heer: ik ben slechts mens en boodschapper!"

[17:94]

En niets heeft de mensen belet te geloven toen de leiding tot hen kwam dan het feit dat zij zeiden: "Heeft God een mens als boodschapper gezonden?"

[17:95]

Zeg: "Hadden er op aarde engelen in vrede en rust rondgelopen dan zouden Wij ongetwijfeld uit de hemel een engel als boodschapper tot hen hebben gezonden."

[17:96]

Zeg: "Voldoende is God als getuige tussen u en mij; voorwaar Hij weet en ziet alles betreffende Zijn dienaren."

[17:97]

En hij die God leidt, is goed geleid, doch voor hem die Hij laat dwalen zul je buiten Hem geen helper vinden. En Wij zullen hen verzamelen op de Dag der Opstanding, op hun aangezicht, blind, stom en doof voorover liggend. Hun verblijfplaats zal de hel zijn; telkenmale als het Vuur afneemt, zullen Wij de vlam voor hen aanwakkeren.

[17:98]

Dat is hun vergelding, daar zij Onze woorden verwierpen en zeiden: "Zullen wij indien wij beenderen en stof zijn geworden werkelijk worden opgewekt in een nieuwe schepping?"

[17:99]

Zien zij niet in, dat God, Die de hemelen en de aarde schiep, bij machte is hun evenbeeld te scheppen? Hij heeft voor hen een termijn vastgesteld waaromtrent geen twijfel bestaat. Doch de onrechtvaardigen tonen slechts ondankbaarheid.

[17:100]

Zeg: "Indien je de schatten der barmhartigheid van mijn Heer bezat zou je ze zeker terughouden uit vrees dat ze uitgeput zouden worden. Waarlijk, de mens is vrekkig."

[17:101]

En voorwaar, wij schonken Mozes negen duidelijke tekenen. Vraag dit aan de kinderen van Israël. Toen hij tot hen kwam, zeide Pharao tot hem: "Ik geloof, O Mozes, dat je een betoverd mens bent."

[17:102]

Hij zeide: "Voorzeker je weet dat niemand anders dan de Heer der Hemelen en der aarde deze tekenen heeft gezonden; en ik ben zeker dat gij, o Pharao, te gronde gaat."

[17:103]

Derhalve besloot hij hem uit het land te verwijderen; doch Wij deden hem en die met hem waren allen tezamen verdrinken.

[17:104]

En Wij zeiden na hem tot de kinderen van Israël: "Blijft gij in het land en wanneer de laatste belofte komt zullen Wij u allen tezamen brengen."

[17:105]

En voorwaar, Wij hebben dit geopenbaard en met waarheid is hij (de Koran) neergedaald. En Wij hebben u slechts als een brenger van blijde tijdingen en als waarschuwer gezonden.

[17:106]

En Wij hebben u de Koran verduidelijkt opdat je hem geleidelijk aan de mensheid mocht verkondigen en Wij hebben hem in gedeelten gezonden.

[17:107]

Zeg: "Hetzij je er wel of niet in gelooft, degenen aan wie voordien kennis was geschonken werpen zich met hun aangezicht ter aarde wanneer deze hun wordt voorgelezen;

[17:108]

En zeggen: "Glorie zij onze Heer. De belofte van onze Heer moest worden vervuld."

[17:109]

Wenend vallen zij op hun aangezicht neer en het vermeerdert hun nederigheid.

[17:110]

Zeg: "Roept God aan of roept Rahmaan aan, bij welke naam je Hem ook noemt, Hij heeft de schoonste namen." En zeg uw gebed niet te luid en evenmin te zacht, doch zoek een middenweg.

[17:111]

Zeg: "Alle lof komt God toe Die Zich geen zoon heeft genomen en Die geen mededinger heeft in Zijn Koninkrijk noch heeft Hij enige helper wegens zwakheid." En verkondig Zijn Grootheid.

 

De spelonk

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[18:1]

Alle lof behoort aan God, Die het Boek aan Zijn dienaar heeft geopenbaard, gaaf en volmaakt.

[18:2]

Volmaakt (in leiding), om te waarschuwen voor Zijn gestrenge kastijding en de gelovigen die goede werken verrichten de blijde tijding te brengen dat zij een uitstekende beloning zullen ontvangen,

[18:3]

Die zij zullen smaken in eeuwigheid.

[18:4]

En om diegenen te waarschuwen, die zeggen: "God heeft Zich een zoon genomen."

[18:5]

Zij hebben er geen kennis van en hun vaderen evenmin. Erg is het woord, dat uit hun mond komt. Zij zeggen slechts onwaarheid.

[18:6]

Misschien zult je uit droefheid over hen sterven, omdat zij niet in deze Boodschap geloven.

[18:7]

Voorwaar, Wij hebben al hetgeen op aarde is tot haar sieraad gemaakt om te beproeven, wie van hen van goede werken is.

[18:8]

En zie! al hetgeen daarop is, zullen Wij tot dode stof veranderen.

[18:9]

Denk je dat de lieden van de Spelonk en van de Inscriptie geen wonder onder Onze tekenen waren?

[18:10]

Toen de jongelingen hun toevlucht zochten in de Spelonk, zeiden zij: "Onze Heer, verleen ons Uw genade en bereid ons een weg naar vrede en voorspoed uit onze beproeving."

[18:11]

Derhalve zonderden Wij hen in de Spelonk af voor een aantal jaren.

[18:12]

Daarna wekten Wij hen op, om te beproeven welke der twee partijen wijzer was, naar de tijd dat zij daar hadden vertoefd.

[18:13]

Wij zullen u hun geschiedenis in waarheid verhalen. Zij waren jongelingen die in hun Heer geloofden en Wij gaven hun meer leiding.

[18:14]

En Wij versterkten hun hart toen zij opstonden en zeiden: "Onze Heer is de Heer der hemelen en der aarde. Nimmer zullen wij een andere god aanroepen naast Hem, anders zouden wij inderdaad een grote dwaasheid begaan."

[18:15]

Dit ons volk heeft goden genomen naast Hem. Waarom brengen zij voor hen geen duidelijk bewijs? En wie is onrechtvaardiger, dan hij die een leugen over God verzint?

[18:16]

Wanneer jij je van hen en van hetgeen zij nevens God aanbidden verwijdert, neemt dan uw toevlucht tot de Spelonk en uw Heer zal Zijn barmhartigheid jegens u vermeerderen en uw aangelegenheden gunstig doen verlopen.

[18:17]

En wanneer de zon opgaat zul je haar zich zien verwijderen rechts van de Spelonk en wanneer zij ondergaat, zie je haar zich naar links afwenden, daartussen in de holte van (de Spelonk) bevonden zij zich. Dit zijn de tekenen van God. Hij die door God wordt geleid, wordt juist geleid doch degene, die Hij laat dwalen, voor hem zul je stellig geen vriend en leidsman vinden.

[18:18]

Je denkt dat zij wakker zijn, terwijl zij slapen en Wij zullen hen zich naar links en rechts doen wenden, terwijl hun hond met zijn voorpoten uitgestrekt op de drempel ligt. Indien je een blik op hen werpt, zul je je zeker van hen afwenden en vluchten, met ontzag vervuld.

[18:19]

En Wij deden hen ontwaken, zodat zij elkander konden ondervragen. Een van hen zei: "Hoelang heb je hier vertoefd?" Anderen zeiden: "Wij zijn een dag of een gedeelte van een dag gebleven." Nog anderen zeiden: "Uw God weet het best, hoe lang je hier gebleven bent. (Het is beter) één van ons met deze zilveren munt naar de stad te zenden en laat hij zien, wat het beste voedsel is en hiervan levensmiddelen meebrengen en laat hij zich vriendelijk gedragen en niemand omtrent ons inlichten."

[18:20]

Want indien zij over jullie te weten komen, zullen zij jullie stenigen, of trachten jullie te bekeren tot hun godsdienst en jullie zullen nimmer kunnen slagen.

[18:21]

Dit hebben wij hun bekend gemaakt, opdat zij zouden weten, dat de belofte van God waarheid is en dat er omtrent het Uur geen twijfel bestaat. Alsdan redetwisten de mensen over hen, zeggende: "Richt een gedenkteken voor hen op." Hun Heer weet wat het beste is. Degenen, die de overhand behielden, zeiden: "Wij zullen voorzeker een bedehuis boven hen (boven hun graf) oprichten."

[18:22]

Sommigen zullen zeggen: "Er waren er drie en de vierde was hun hond." En sommigen zullen zeggen: "Er waren er vijf en de zesde was hun hond," gissende in het wilde weg en sommigen zullen zeggen: "Er waren er zeven, de achtste was hun hond." Zeg: "Mijn Heer kent hun getal het beste. Niemand kent hen, enkelen uitgezonderd." Redetwist dus niet over hen er diep op ingaande en vraag evenmin van één hunner inlichtingen over hen.

[18:23]

En zeg niet over iets: "Ik zal het morgen doen,"

[18:24]

Zonder (er bij te zeggen): "Indien het God behaagt." En wanneer je het vergeet, gedenk dan uw Heer en zeg: "Ik hoop, dat mijn Heer mij nog dichter dan thans naar de rechte weg zal leiden."

[18:25]

En zij bleven driehonderd jaar in hun Spelonk en voegden er negen aan toe.

[18:26]

Zeg: "God weet het best, hoelang zij daar vertoefden." Hem behoren de geheimen der hemelen en der aarde, hoe Ziende is Hij en hoe Horende! Zij hebben geen vriend buiten Hem en aan Zijn koninkrijk laat Hij niemand deelnemen.

[18:27]

En verkondig hetgeen u door Uw Heer is geopenbaard in het Boek. Er is niemand, die Zijn woorden kan veranderen en je zult geen toevlucht vinden buiten Hem.

[18:28]

Blijf bij degenen die hun Heer ’s morgens en ’s avonds aanroepen en die Zijn welbehagen zoeken en laat uw ogen niet van hen afdwalen door het zoeken van de praal dezer wereld en gehoorzaam niet aan hem, wiens hart Wij achteloos hebben gemaakt voor de gedachte aan Ons, noch degene die zijn begeerte volgt en wiens geval het ergste is.

[18:29]

Zeg: "Het is de waarheid van uw Heer: laat daarom geloven die geloven wil en niet geloven, die niet wil." Voorwaar, wij hebben de boosdoeners een Vuur bereid, welks omheining hen zal insluiten. Indien zij om hulp roepen, zullen zij worden begoten met water als gesmolten lood, dat hun gezicht zal verbranden. Hoe verschrikkelijk is de drank en hoe vreselijk de rustbank.

[18:30]

Wat betreft degenen die geloven en goede werken doen, voorwaar, wij doen de beloning der goeden niet verloren gaan.

[18:31]

Voor dezulken zijn de Tuinen der eeuwigheid, waardoor beken vloeien. Zij zullen daarin worden getooid met armbanden van goud en zullen groene gewaden van fijne zijde en zwaar brocaat dragen, terwijl zij op tronen zullen liggen. Hoe goed is de beloning en hoe schoon is de rustplaats.

[18:32]

En geef hun de gelijkenis der twee mannen. Voor een hunner maakten Wij twee wijngaarden, omgeven met dadelpalmen en daartussen legden Wij korenvelden.

[18:33]

Elk der tuinen bracht vruchten voort en bleef niet in gebreke. En door beide deden Wij rivieren stromen.

[18:34]

En hij had overvloed,en zeide tijdens een gesprek tot zijn gezel: "Ik ben rijker dan gij, aan bezit en in getal."

[18:35]

En hij ging zijn tuin binnen, terwijl hij onrechtvaardig was tegenover zichzelf. Hij zeide: "Ik denk niet, dat dit ooit zal vergaan."

[18:36]

Noch denk ik dat het Uur zal komen. Indien ik tot mijn Heer word teruggebracht, zal ik voorzeker een betere plaats vinden dan dit.

[18:37]

Zijn gezel redetwistte en zeide: "Gelooft je niet in Hem, Die u schiep uit stof, daarna uit een levenskiem en u dan vormde tot een volledig mens?"

[18:38]

Wat mij betreft, het is God Die mijn Heer is, ik zal niemand met mijn Heer vereenzelvigen.

[18:39]

Waarom zei je niet, toen je de tuin binnen ging: ’Het is zoals het God behaagt, er is geen God dan God?’ indien je mij als uw mindere in rijkdom en nakomelingen ziet,

[18:40]

Waarschijnlijk zal mijn Heer mij iets beters geven dan uw tuin en bliksemstralen uit de hemel doen neerdalen op de uwe, waardoor deze grond kaal wordt.

[18:41]

Of het water er van in de grond doen zinken, waardoor je niet in staat zult zijn, het te bereiken.

[18:42]

En zijn fruit werd vernietigd en hij begon zijn handen te wringen wegens hetgeen hij aan de tuin had besteed, terwijl het latwerk eveneens was neergestort en hij zeide: "Had ik maar niemand met mijn Heer vereenzelvigd."

[18:43]

En hij had geen leger om hem tegen God te helpen, noch kon hij zich verdedigen.

[18:44]

De bescherming komt alleen van God, de Ware. Hij is de Beste in het belonen en de Beste in het verrekenen.

[18:45]

Geef hun de gelijkenis van het leven dezer wereld: het is als Wij water uit de hemel neerzenden, waardoor de planten der aarde volop groeien en daarna verdrogen zij en breken in stukken die de wind verspreidt. God heeft macht over alle dingen.

[18:46]

Rijkdom en kinderen zijn een sieraad van het leven dezer wereld, maar blijvende goede werken, zijn beter bij uw Heer tot beloning en hoop.

[18:47]

En (gedenk) de dag waarop Wij de bergen zullen verzetten en je de aarde zult zien oprijzen en Wij hen (de mensen) zullen verzamelen en niemand hunner zullen Wij achterlaten.

[18:48]

En zij zullen in rijen tot uw Heer worden gebracht. (Hij zal zeggen) Nu zijt gij tot Ons gekomen zoals Wij u in den beginne hebben geschapen. Doch je dacht dat Wij nimmer een Uur voor u zouden vaststellen.

[18:49]

En het Boek zal worden voorgelegd; dan zul je de schuldigen zien vrezen wegens hetgeen daarin staat en zij zullen zeggen: "Wee ons! Wat voor een boek is dit! Het slaat klein noch groot over, doch het somt alles op." En zij zullen al hetgeen zij deden voor zich zien en uw Heer zal niemand onrecht aandoen.

[18:50]

(Gedenk de tijd) toen Wij tot de engelen zeiden: "Buigt voor Adam", zij bogen, doch Iblies niet. Hij was één der djinn, derhalve was hij ongehoorzaam aan het gebod van zijn Heer. Zult gij hem en zijn nageslacht tot vrienden nemen, terwijl zij uw vijanden zijn? Slecht is het loon der onrechtvaardigen.

[18:51]

Ik riep hen niet om te getuigen van de schepping der hemelen en der aarde, noch van hun eigen schepping noch neem Ik degenen die misleiden ooit tot helpers.

[18:52]

(Gedenk) de dag waarop Hij zal zeggen: "Roept degenen waarvan je beweerde dat zij Mijn deelgenoten waren." Dan zullen zij hen (de afgoden) aanroepen, doch dezen zullen hun niet antwoorden; en Wij zullen een scheiding tussen hen maken.

[18:53]

En de schuldigen zullen het Vuur zien en weten dat zij daarin zullen vallen; zij zullen daar niet aan ontkomen!

[18:54]

Voorwaar, Wij hebben in deze Koran voor de mensen allerlei gelijkenissen vermeld, doch de mens is in vele dingen zeer twistziek.

[18:55]

En niets belet de mensen te geloven wanneer de leiding tot hen komt en hun Heer vergiffenis te vragen, dan (dat zij vragen) dat de weg der voorvaderen over hen kome of dat de straf voor hun ogen kome.

[18:56]

Wij zenden de boodschappers slechts als dragers van de blijde tijding en als waarschuwers. De ongelovigen twisten met leugens om daardoor de Waarheid te niet te doen. En zij houden Mijn tekenen en al hetgeen waarmee zij zijn bedreigd, voor scherts.

[18:57]

En wie is onrechtvaardiger dan hij die herinnerd wordt aan de tekenen van zijn Heer, doch zich er van afwendt en vergeet, hetgeen zijn handen hebben verricht? Voorwaars Wij hebben sluiers over hun hart gelegd zodat zij niet begrijpen en doofheid in hun oren. Indien je hen derhalve tot de leiding roept, willen zij de rechte weg niet volgen.

[18:58]

Doch uw Heer is Vergevensgezind, Barmhartig. Indien Hij hen ter verantwoording zou roepen voor hetgeen zij hebben verdiend, dan zou Hij ongetwijfeld hun straf hebben verhaast. Neen, voor hen is een vastgestelde tijd waaraan zij niet kunnen ontkomen.

[18:59]

En deze steden! Wij vernietigden ze toen zij ongerechtigheden bedreven. En Wij stelden een bepaalde tijd vast voor hun verdelging.

[18:60]

En (gedenk de tijd) toen Mozes zeide tot zijn dienaar: "Ik zal het niet opgeven voordat ik de samenvloeiing van twee zeeën heb bereikt, al moet ik eeuwenlang voortgaan;"

[18:61]

En toen zij de plek bereikten waar de beide (zeeën) samenkwamen, vergaten zij hun vis en deze zwom snel weg in de zee.

[18:62]

En toen zij verder gingen, zeide hij tot zijn dienaar: "Breng ons het ochtendmaal. Waarlijk, vermoeidheid heeft ons bevangen, vanwege onze reis."

[18:63]

Hij antwoordde: "Zie, toen wij ons op de rots begaven vergat ik de vis - en slechts Satan deed mij vergeten er over te spreken - en de vis vond op bewonderenswaardige wijze zijn weg naar de zee."

[18:64]

Hij zeide: "Dat is waarnaar wij hebben gezocht." Derhalve keerden beiden op hun schreden terug.

[18:65]

Daar vonden zij een Onzer dienaren, aan wie Wij Onze barmhartigheid hadden bewezen en wie Wij van Onze kennis hadden geschonken.

[18:66]

Mozes zeide tot hem: "Mag ik u volgen dat gij mij onderwijst in de leiding, die u is gegeven?"

[18:67]

Hij antwoordde: "Gij kunt geen geduld hebben met mij."

[18:68]

Want hoe kun je geduldig zijn over dingen die uw begrip te boven gaan?

[18:69]

Hij zei: "Indien het Gode behaagt, zul je mij geduldig vinden en ik zal aan uw bevel niet ongehoorzaam zijn."

[18:70]

Hij zei: "Welaan dan, indien je mij wenst te volgen stel mij nergens vragen over eer ik zelf daaromtrent tot u spreek."

[18:71]

Aldus vertrokken beiden totdat zij in een boot stapten en hij maakte er een gat in. Waarop Mozes uitriep: "Heb je er een gat in gemaakt teneinde de opvarenden er van te doen verdrinken? Voorwaar, je hebt iets gruwelijks bedreven."

[18:72]

Hij antwoordde: "Had ik u niet gezegd dat je stellig geen geduld met mij zoudt kunnen tonen?"

[18:73]

Mozes zeide: "Maak mij geen verwijt omdat ik het vergeten ben en maak het mij niet moeilijk."

[18:74]

Zij reisden dus verder tot dat zij een knaap ontmoetten en hij deze doodsloeg. Mozes zeide: "Hebt gij een onschuldige gedood die niemand had vermoord? Voorwaar, je hebt een afkeurenswaardige daad begaan."